Leesvaardigheid herhaling §4.3 en 5.3.1

Lezen 4.3 en 5.3
Herhalen van de leerdoelen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen 4.3 en 5.3
Herhalen van de leerdoelen

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling §4.3
Tekstdoelen: informeren en amuseren 
Instructie herkennen
Tekstverband: tijdsvolgorde
Verwijswoorden herkennen

Slide 2 - Tekstslide

Een nieuwsbericht hoort bij het tekstdoel amuseren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Bij amuseren wilt de schrijver informatie geven aan de lezer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Noem een voorbeeld bij het tekstdoel informeren.

Slide 5 - Open vraag

Noem een voorbeeld waar je een instructie kan vinden of voor nodig hebt.

Slide 6 - Open vraag

Welk signaalwoord hoort bij tijdsvolgorde?
A
Maar
B
Ook
C
Toen
D
Echter

Slide 7 - Quizvraag

Verwijswoorden

Waar verwijst een verwijswoord naar?
A
een voorzetsel in de tekst
B
een zin in de tekst
C
een woord of woordgroep in de tekst
D
een werkwoord in de tekst

Slide 8 - Quizvraag

Het meisje speelt in de tuin. Zij is aan het genieten van het weer.
Waar verwijst het woord 'Zij' naar?

Slide 9 - Open vraag

Het drumstel is van Davids vader, maar hij gebruikt het niet meer.
Waar verwijst het woord 'hij' naar?

Slide 10 - Open vraag

Het drumstel is van Davids vader, maar hij gebruikt het niet meer.
Waar verwijst het woord 'het' naar?

Slide 11 - Open vraag

Herhaling §5.3 
Tekstdoelen: overtuigen en activeren 
Betogende tekst herkennen
Tekstverband: concluderend 

Slide 12 - Tekstslide

Bij activeren wilt de schrijver dat je het eens bent met hem.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Een filmbespreking hoort bij het tekstdoel amuseren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Noem een voorbeeld bij het tekstdoel overtuigen.

Slide 15 - Open vraag

Welke tekstvorm hoort bij welk tekstdoel?
timer
1:00
Activeren
Amuseren
Overtuigen
Informeren

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is een betogende tekst?
A
De schrijver geeft alleen maar feiten
B
De schrijver geeft zijn mening

Slide 17 - Quizvraag

Een betoog heeft vaak een driedeling.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij concluderend tekstverband?
A
Terwijl
B
Dus
C
Ten tweede
D
Vervolgens

Slide 19 - Quizvraag

Hoe goed ken jij de lesstof van H4.3 en H5.3
Ik begrijp het helemaal goed
Ik snap het redelijk
Ik beheers het nog niet voldoende
Ik moet nog veel oefenen

Slide 20 - Poll