2.1 Naar een ander soort leven 2

Welkom

Pak je boek, schrift, pen.
Zorg dat je telefoon uit staat en dat je telefoon uit het zicht is.
Wacht tot de les begint.

Huiswerkcontrole blz. 186-187, opdracht 3.


Tiel jaagt lastige daklozen binnenstad uit
Tiel gaat dakloze zwervers in de binnenstad tot het einde van dit jaar hard aanpakken. De politie zal niet meer waarschuwen, maar boetes en gebiedsverboden uitdelen. De overlast voor bewoners, middenstand en winkelend publiek is volgens burgemeester Hans Beenakker de spuigaten uitgelopen.
Bernardo van Hal 30-10-23

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Pak je boek, schrift, pen.
Zorg dat je telefoon uit staat en dat je telefoon uit het zicht is.
Wacht tot de les begint.

Huiswerkcontrole blz. 186-187, opdracht 3.


Tiel jaagt lastige daklozen binnenstad uit
Tiel gaat dakloze zwervers in de binnenstad tot het einde van dit jaar hard aanpakken. De politie zal niet meer waarschuwen, maar boetes en gebiedsverboden uitdelen. De overlast voor bewoners, middenstand en winkelend publiek is volgens burgemeester Hans Beenakker de spuigaten uitgelopen.
Bernardo van Hal 30-10-23

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom

Pak je boek, schrift, pen.
Pak je leesboek.
Wacht tot de les begint.
Ga lekker lezen.

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naar een ander soort leven
2.1

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Grondwet: de 'baas' van alle wetten. Er staan regels in waar alle mensen zich aan moeten houden.
De eerste regel in de grondwet: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. Dit betekent dat iedereen voor de wet gelijk is, het maakt niet uit wie je bent, of hoe je er uit ziet, iedereen is gelijk.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Liberalen: leggen de nadruk op de vrijheid van het individu; de eenling, jij dus.
  • Conservatieven: zij willen geen veranderingen.
  • Communisten: mensen hebben geen eigen bezit. Alles is van iedereen.
  • Socialisme: iedereen is gelijk, opkomen voor de ander, iedereen moet evenveel verdienen.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werken de arbeiders hier veilig? Ja of nee en hoe kun je dat zien.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Door welke uitvinding moesten veel boeren gaan werken in de fabrieken?
A
De auto
B
De stoomtrein
C
De stoommachine
D
De dieselmotor

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het leven in de fabriek
  • De industriële revolutie had twee belangrijke gevolgen namelijk: 
  • 1. De huisnijverheid verdween waardoor veel boeren op zoek gingen naar een baan in de fabriek. 
  • 2. Duizenden mensen konden werken in een fabriek waardoor er veel huizen snel moesten worden gemaakt.    

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het leven in de fabriek(2)
  • Werken in de fabriek was erg zwaar, onveilig en je kreeg weinig betaalt.
  • Je werkte 12 tot 18 uur per dag zonder pauzes.
  • Iedereen werkte in fabrieken: vaders, moeder en zelfs kinderen. Iedereen moest werken om eten, huur en kleding te kopen/betalen.   

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moest ook moeders en kinderen werken in de fabriek?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kinderarbeid
  • Kinderen moesten werken van hun ouders om zo genoeg geld te verdienen.
  • Kinderen waren handig voor fabriekseigenaren, omdat ze goedkoop waren en overal bij konden. 
  • Pas in 1874 dankzij het kinderwetje van Van Houten moesten kinderen tot hun 12de naar school. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom waren kinderen zo handig voor fabriekseigenaren? Benoem twee redenen.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe woonde arbeiders? 
  • Arbeiders woonde in kleine huizen die te snel en slecht gebouwd waren. 
  • Huizen hadden een misschien kachel. 
  • Geen binnen toilet. 
  • Een kamer. 
  • Stonden onder de fabrieksrook die erg slecht voor je was. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen sterk 
  • Arbeiders gingen eisen dat arbeid en leefomstandigheden verbeterd werden. 
  • Ze begonnen vakbonden op te richten. Vakbonden zij groepen arbeiders die hetzelfde werk doen. 
  • Ze werden ook geholpen door socialisten. Dit is een politieke groep die streed voor arbeiders en gelijkheid. Zij wilden iedereen stemrecht geven. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn vakbonden?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke politieke groep hielp de arbeiders?
A
De liberale
B
De fabriekseigenaren
C
De socialisten
D
De vakbonden

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is deze foto genomen voor of na het kinderwetje van Van Houten?
A
Voor
B
Na

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent feminisme?
A
Trots zijn op je eigen land.
B
Opkomen voor gelijke rechten van de arbeiders.
C
Vrouwen die opkomen voor hun gelijke rechten.
D
Opkomen voor inspraak in de politiek.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent socialisme?
A
Trots zijn op je eigen land.
B
Opkomen voor gelijke rechten van de arbeiders.
C
Inspraak in de politiek willen hebben.
D
Vrouwen die opkomen voor hun rechten.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent liberalisme?
A
Rijke ondernemers die graag inspraak wilden hebben in de politiek
B
Opkomen voor gelijke rechten van de arbeiders.
C
Afschaffen van de kinderarbeid.
D
Opkomen voor gelijke rechten van vrouwen.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent emancipatie?
A
Minder macht voor de koning.
B
Het verkrijgen van gelijke rechten.
C
Het ontstaan van fabrieken.
D
De koning die ze macht wilt behouden.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wonen en werken in de industriële samenleving

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werken in de industriële samenleving
  • Lange werkdagen: 6 dagen
  • Geen vrije dagen of  vakantie.
  • Oorverdovend lawaai.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Tot 2:49. 

Kijkvragen:
  • Welke voorbeelden van slechte werkomstandigheden heb je gehoord?
  • Welke voorbeelden van slechte leefomstandigheden heb je gehoord?
Werken in de industriële samenleving
  • Binnen was het donker
  • Er was weinig frisse lucht in de fabriekshallen.
  • Gevaarlijk werk: weinig oog voor veiligheid.
  • Ziek betekend geen geld. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wonen in de industriële samenleving
  • Donkere, piepkleine woningen, dicht op elkaar.
  • Afval en uitwerpselen kwamen in beerputten terecht of in rivieren/ kanalen.
  • Geen schoon drinkwater.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wonen in de industriële samenleving
  • Slechte hygiëne.
  • Besmettelijke ziektes.
  • Gemiddelde leeftijd arbeider: 35 jaar.
  • 50 jaar was oud.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veranderingen in de samenleving
Werknemers zijn ontevreden          oprichting van vakbonden:
  • Onderhandelen met werkgevers
  • Staken voor betere werkomstandigheden 

In 1860 kreeg de politiek meer aandacht voor de sociale kwestie:
  • Onderzoek naar leef- en werkomstandigheden
  • Wetten die het leven van arbeiders verbeteren
  • Afschaffing kinderarbeid > Kinderwetje van Houten

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je de verenigingen die ontevreden arbeiders oprichtten?
A
Vakbonden
B
Sociale kwestie
C
Kinderwetje
D
Grondwet

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een industriële samenleving?
A
Mensen woonden op het platteland en waren boer.
B
Mensen woonden in de steden en werkten in fabrieken

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat er met de sociale kwestie bedoeld wordt.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies