College 11.3 5V 2526

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.3 Enzymen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.3 Enzymen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Wat zijn enzymen en hoe werken ze?
Hoe worden koolhydraten afgebroken/verteerd?
Hoe worden eiwitten afgebroken/verteerd?








Slide 2 - Tekstslide

Vertering
Veel moleculen in ons voedsel zijn té groot om in onze darmen te worden opgenomen in het bloed.


Slide 3 - Tekstslide

Enzymen
Enzymen zijn eiwitten die als katalysatoren werken in levende organismen, waardoor chemische reacties sneller verlopen.

Verteringsenzymen helpen bij het afbreken van macromoleculen naar kleinere moleculen die wél door de darmwand kunnen.


Slide 4 - Tekstslide

Werking van enzymen

Slide 5 - Tekstslide

Werking van enzymen
Bij de afbraak van grote moleculen naar kleinere moleculen komt energie vrij, er is echter wel energie nodig om de atoombindingen te verbreken (activeringsenergie)
De activeringsenergie wordt verlaagd door enzymen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Naamgeving enzymen
* de naam van een enzym eindigt (vrijwel) altijd op -ase
* sommige enzymen hebben meerdere namen, de andere naam eindigt dan vaak op -ine (bijvoorbeeld peptase=pepsine)
* in de naam van verteringsenzymen zit de naam van het substraat (bijvoorbeeld lactase)
* de naam van de inactieve vorm van een enzym eindigt vaak op 
-geen (bijvoorbeeld pepsinogeen)


Slide 8 - Tekstslide

Enzymen - optimale werking
activiteit van de betrokken moleculen (aantal botsingen enzym-substraat)
door denaturatie

Slide 9 - Tekstslide

Enzymen - optimale werking





Ook zuurgraad/pH bepaalt de werking van enzymen. Elk enzym heeft een eigen optimale zuurgraad/pH.

Slide 10 - Tekstslide

Knippen of plakken
Hydrolyse: splitsing van twee moleculen met behulp van water (komt energie bij vrij) -> vertering.
Condensatie: binden van twee moleculen tot een groter molecuul waarbij water vrijkomt (kost energie)

Bij vertering is altijd sprake van hydrolyse (want grote stoffen worden kleiner). Dit kost dus water en er komt energie vrij.



Slide 11 - Tekstslide

Knippen - voorbeeld
Knippen van
amylose (zetmeel) molecuul
tot losse glucose moleculen.
Enzym: amylase.

Kost water: hydrolyse.
Komt energie bij vrij.

Slide 12 - Tekstslide

Plakken - voorbeeld
Plakken vanlosse glucose 
moleculen tot glycogeen 
molecuul.
Enzym: glycogeensynthetase.

Komt water bij vrij: condensatie.
Kost energie.

Slide 13 - Tekstslide

Koolhydraten
Koolhydraten kunnen alleen in de vorm van monosachariden de darmwand passeren richting het bloed.
Enzymen
Gal

Slide 14 - Tekstslide

Koolhydraatvertering

Slide 15 - Tekstslide

Koolhydraten
Koolhydraten kunnen alleen in de vorm van monosachariden de darmwand passeren richting het bloed.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Eiwitvertering

Slide 19 - Tekstslide

Eiwitvertering
Eiwitten bestaan uit verschillende aminozuren die aan elkaar verbonden zijn met een peptidebinding.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Eiwitvertering
Dunne darmsap bevat verschillende peptidasen:
Exopeptidasen (knippen één aminozuur van het uiteinde af):
Endopeptidasen (knippen middenin een polypeptide) 
Dipeptidasen breken dipeptiden af tot aminozuren



Slide 22 - Tekstslide

Aminopeptidase (exopeptidase)

Slide 23 - Tekstslide

Carboxypeptidase  (exopeptidase)

Slide 24 - Tekstslide

DNA/RNA 
vertering

Met endonuclease en 
exonucleasen 
(uit de alvleesklier) worden 
de DNA/RNA strengen 
opgeknipt in nucleotiden.






Slide 25 - Tekstslide

DNA/RNA 
vertering

Daarna worden de losse 
nucleotiden opgeknipt in 
suiker, fosfaatgroep en 
stikstofbasen.






Slide 26 - Tekstslide

Lesdoel
7a. Je legt uit hoe enzymen werken
7b. Je legt het verband tussen vorm en functie van enzymen
7c. Je beschrijft de naamgeving van enzymen
8. Je legt de invloed van de temperatuur en de pH op de snelheid van een enzymreactie uit aan de hand van een optimumkromme.
9a. Je beschrijft hoe de vertering van koolhydraten verloopt.
9b. Je beschrijft hoe de vertering van eiwitten verloopt.
9c. Je beschrijft hoe de vertering van DNA/ RNA verloopt.








Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk
Zie studiewijzer



Slide 28 - Tekstslide