Oefenen met beeldspraak, stijlfiguren en rijm
1 / 21
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke vorm van beeldspraak zie je hier?
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking
D
Metonymia
Slide 2 - Quizvraag
Welke vorm van beeldspraak?
Hij is een sluwe vos.
Hij is een sluwe vos.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking
D
Beeldspraak
Slide 3 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een metafoor?
A
De tijd kruipt voorbij.
B
Onze tuin snakt naar regen.
C
De camping bevond zich aan de voet van de berg.
Slide 4 - Quizvraag
Welke beeldspraak zie je hier?
De tijd kruipt voorbij.
Onze tuin snakt naar regen.
De tijd kruipt voorbij.
Onze tuin snakt naar regen.
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie
D
Synesthesie
Slide 5 - Quizvraag
Welke zin uit een liedje van Nielson bevat een personificatie?
A
Het is ijskoud.
B
Een rilling loopt een rondje op m'n rug.
C
Kunnen we een seconde terug?
D
Je zegt dat je niet langer van mij houdt.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van personificatie?
A
Hij is zo sterk als een beer
B
Hij zou haar vast en zeker hebben betaald
C
Heel Nederland is aan het klussen
D
Papier is geduldig
Slide 7 - Quizvraag
Mijn buurman houdt wel van een glaasje.
Dit is een:
Dit is een:
A
metafoor
B
metonymia
Slide 8 - Quizvraag
14. In welke zin(nen) is het woord IN HOOFDLETTERS als metonymia gebruikt?
A
De SCHOTEL op ons dak is tijdens de hagelbui onherstelbaar beschadigd.
B
Er is kritiek op HILVERSUM omdat de radioprogramma’s steeds minder serieus worden.
C
Ik heb geen zin in de GRIEK en ga vanavond liever Mexicaans eten.
D
Is die medialle om je nek echt van GOUD?
Slide 9 - Quizvraag
16. Nederland won met 3-0 van België.
Dit is een:
Dit is een:
A
Metafoor
B
Metonymia
Slide 10 - Quizvraag
21. Welke vorm van rijm herken je hier?
A
gekruist rijm
B
verspringend rijm
C
gepaard rijm
D
omarmend rijm
Slide 11 - Quizvraag
22. Het rijmschema van omarmend rijm is?
A
aabb
B
abcb
C
abba
D
abca
Slide 12 - Quizvraag
23. Wat is assonantie?
A
alle klinkers in één zin zijn hetzelfde
B
groepen woorden met dezelfde klanken in één regel of meer regels
C
alle klanken in het hele gedicht zijn hetzelfde
D
groepen woorden met dezelfde medeklinkers in één regel of meer
Slide 13 - Quizvraag
Waar is sprake van assonantie?
A
Morgen - wolken
B
Traag - kat
C
Spinnende Suikers
D
Vrouwen - mouwen
Slide 14 - Quizvraag
'Onze onoverwinnelijke Olympische weergaloze winnaar: schaatskampioen Sven.'
26. Hier is sprake van:
26. Hier is sprake van:
A
alliteratie
B
assonantie
C
beeldspraak
D
alliteratie en assonantie
Slide 15 - Quizvraag
Het statige standbeeld staarde naar de horizon
Hier is sprake van:
Hier is sprake van:
A
assonantie
B
alliteratie
C
eindrijm
Slide 16 - Quizvraag
Benoem de stijlfiguur:
Dat is niet onwaarschijnlijk.
Dat is niet onwaarschijnlijk.
A
Understatement
B
Metonymia
C
Eufemisme
D
Litotes
Slide 17 - Quizvraag
Welk stijlfiguur herken je?
A
Paradox
B
Woordspeling
C
Oxymoron
D
Chiasme
Slide 18 - Quizvraag
Welk stijlfiguur zie je hier?
A
tegenstelling
B
herhaling
C
opsomming
D
personificatie
Slide 19 - Quizvraag
Welk stijlfiguur zie je hier?
Hij staat daar maar eenzaam en alleen op de hoek van de straat te wachten.
Hij staat daar maar eenzaam en alleen op de hoek van de straat te wachten.
A
Eufemisme
B
Hyperbool
C
Pleonasme
D
Tautologie
Slide 20 - Quizvraag
Welk stijlfiguur zie je hier?
Die Vincent van Gogh kon wel aardig met een penseel overweg.
Die Vincent van Gogh kon wel aardig met een penseel overweg.
A
Eufemisme
B
Hyperbool
C
Paradox
D
Understatement
