4.2 De voedselproductie

Hou je van ananas op pizza?
Ja
Nee
Ik hou niet van pizza!
1 / 20
volgende
Slide 1: Poll
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hou je van ananas op pizza?
Ja
Nee
Ik hou niet van pizza!

Slide 1 - Poll

Uit welk werelddeel komt de ananas die op je pizza zit?
A
Europa
B
Azië
C
Zuid-Amerika
D
Australië

Slide 2 - Quizvraag

4.2 Voedselproductie

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet hoe de voedselafdruk groter wordt;

  • Je weet wat schaalvergroting en intensivering zijn en hoe je duurzamer voedsel kunt produceren;

  • Je begrijpt waarom er steeds meer ruimte nodig is om voedsel te telen en op welke manier we duurzamer met voedsel om kunnen gaan.

Slide 4 - Tekstslide

Welk voedsel kun je het beste eten om je voetafdruk te verkleinen?
A
Voedsel met zoveel mogelijk calorieën per 100 gram.
B
Voedsel met zo weinig mogelijk calorieën per 100 gram.
C
Dat hangt er vanaf hoeveel ruimte nodig is voor de productie ervan.
D
Dat maakt niet uit. Het gaat niet om wat je eet maar om hoeveel.

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

"Voor de productie van 1 kilo vlees is 50 tot 250 m2 nodig."
Waarom is die ruimte nodig?

Slide 7 - Open vraag

Voedsel en voetafdruk
  • Iedereen op de wereld heeft voedsel nodig. Sommige mensen eten wel meer dan anderen.

  • Voedsel verbouwen kost ruimte. 

  • Sommige soorten voedsel kosten meer ruimte dan andere.

  • Sommige soorten voedsel leveren ook meer energie dan andere.

  • Wat je eet bepaalt voor een groot deel je voetafdruk.

Slide 8 - Tekstslide

Voedsel meten we in calorieën (afgekort: cal). Een calorie is een soort brandstof. Hoeveel calorieën je eet, kun je vergelijken met hoeveel liter benzine je in een auto tankt. Sommige producten hebben meer calorieën dan andere. Hoe kom jij aan al jouw calorieën?
Aardappel
75cal per 100gr
Brood
200cal per 100gr
Rundvlees
290cal per 100gr
Eieren
140cal per 100gr
Sla
15cal per 100gr

Slide 9 - Tekstslide

Hier is het duidelijk: het graan waarvan jouw brood wordt gemaakt, heeft ruimte nodig om te groeien.
Hier zit het anders. Deze biefstuk heeft ook ruimte nodig om rond te lopen, maar moet zelf ook eten. En hoe zit het als je melk van een koe drinkt?

Slide 10 - Tekstslide

Wat gaat er waarschijnlijk gebeuren met arme landen die rijker worden?
A
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
B
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk blijft hetzelfde.
C
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
D
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk krimpt.

Slide 11 - Quizvraag

Wat verandert er in de voedselindustrie?
Best veel. We kijken naar schaalvergroting, intensivering en biologisch voedsel.
Biologisch
Biologische landbouw gebruikt minder bestrijdingsmiddelen en geeft dieren meer ruimte.
Schaalvergroting
Bedrijven maken heel veel van hetzelfde soort voedsel. Ze kunnen dit zo veel efficiënter doen
Intensivering
Bedrijven die aan intensivering doen gebruiken kennis en geld voor een hogere opbrengt. Dit zit vol met moderne technologie.

Slide 12 - Tekstslide

Schaalvergroting
  • Bij schaalvergroting maken ze een heel groot bedrijf wat één soort voedsel produceert.

  • Dit scheelt geld. Boeren hoeven zo minder verschillende machines aan te schaffen om al het werk te doen.

  • Ook proberen de boeren zoveel mogelijk opbrengst te halen van een dier of een hectare grond. Dit heet intensivering

  • Door maar één gewas te laten groeien, neemt de biodiversiteit af. Dat betekent dat er minder soorten planten en dieren voorkomen op aarde. Gewassen of dieren waar we niets aan hebben, sterven uit.
Schaalvergroting
 Dit is makkelijk voor de
  boeren. Ze kunnen enorme
  stukken land in één keer
 oogsten. Alleen groeit
hier ook niks anders meer.
Zonder schaalvergroting
Hier groeien veel meer
soorten planten. Dit is goed  
voor de biodiversiteit, maar    
het werk van de boer    
wordt wel moeilijker  
en duurder

Slide 13 - Tekstslide

Duurzame voedselproductie 
1. Minder weggooien 

2. Biologische landbouw (geen / minder kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruiken)

3. Genetische modificatie (gewassen aanpassen zodat ze tegen droogte en ziekten kunnen). Voorbeeld?? 

4.Ruimte besparen door voedselfabrieken

Slide 14 - Tekstslide

Zijn de volgende stellingen goed of fout?
I. Met genetische modificatie wordt de opbrengst van een gewas vergroot.
II. Als gevolg van schaalvergroting zijn er nu minder boerenbedrijven dan vroeger
A
I is goed, II is fout
B
I is fout, II is goed
C
Beide zijn goed
D
Beide zijn fout

Slide 15 - Quizvraag

Door de focus op een beperkt aantal gewassen te hebben zal de biodiversiteit
A
Toenemen
B
Afnemen

Slide 16 - Quizvraag

Koppel de tekstjes en foto's aan de juiste
manier van voedsel verbouwen.
Biologisch    
Schaalvergroting


.
Intensivering
Dit vind ik zelf
het beste idee!
Goed voor dieren, slecht voor de voetafdruk
Gigantische bedrijven zijn efficiënter

Slide 17 - Sleepvraag

Slide 18 - Video

Dat was het!
Ga nu voor jezelf na of je alles begrepen hebt.

Rechts zie je de onderwerpen die in deze les behandeld zijn. Ben je klaar voor de toets, of heb je hier nog hulp bij nodig? Sleep de leerdoelen naar de vakjes hieronder.
NEE!
Ik begrijp dit
echt niet
Ik vind dit nog steeds
heel moeilijk
Ik begin het
te snappen!
Volgens mij begrijp
ik dit!
JA!
Kom maar door
met het volgende
onderwerp!
Je weet hoe voedsel de voetafdruk beïnvloedt
Je begrjipt waarom er steeds meer ruimte nodig is om voedsel te produceren.
Je weet wat schaalvergroting en intensivering zijn en hoe
je duurzamer kunt produceren.

Slide 19 - Sleepvraag

Aan de slag
H4.2 
Sta je hoger dan een 7?
Dan mag je opdracht 1 en 2 overslaan. 

Slide 20 - Tekstslide