Les 21 - soorten zinnen

Les 21 - soorten zinnen
pg.257
1 / 82
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 82 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 21 - soorten zinnen
pg.257

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De taal in interviews bestuderen

samengestelde en enkelvoudige zinnen

pg.257

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.258
Bekijk de interviews globaal

Welke kan je het vlotst lezen? 
timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk interview leest het vlotst?
interview 1
interview 2

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt op aan de zinnen in de eerste tekst?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige zinnen
Er zijn enkelvoudig een samengestelde zinnen. Een enkelvoudige zin bestaat uit 1 hoofdzin en heeft maar 1 persoonsvorm

TW pg.145
  • Ik zal vanavond zeker naar de training gaan. Zaterdag is er een wedstrijd. 
  • Gebruik voor je pincode nooit je geboortedatum. Dat is te makkelijk om te raden. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen
Wanneer je enkelvoudige zinnen samenvoegt, dan krijg je een samengestelde zin. Je vindt in die zinnen meestal verschillende persoonsvormen. 
TW pg.145
  • Ik zal vanavond zeker naar de training gaan. Zaterdag is er een wedstrijd. 
  • Gebruik voor je pincode nooit je geboortedatum. Dat is te makkelijk om te raden. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lisa kijkt graag naar kickboksen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lisa kijkt graag naar kickboksen als ze even tijd heeft.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wessel is altijd dol op zijn oma geweest.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wessel is altijd dol geweest op zijn oma maar zijn zus heeft meer met hun opa.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen
Een samengestelde zin kan bestaan uit meerdere enkelvoudige zinnen (hoofdzinnen), maar kan ook bestaan uit een combinatie van hoofdzinnen en bijzinnen. Hier maken we het onderscheid tussen nevenschikking en onderschikking
TW pg.145

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nevenschikking
Van een samengestelde zin met nevenschikking kan je twee gelijkwaardige zinnen maken, zonder dat de woordvolgorde verandert. 
TW pg.145

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nevenschikking
Van een samengestelde zin met nevenschikking kan je twee gelijkwaardige zinnen maken, zonder dat de woordvolgorde verandert. 
Hand-out

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

onderschikking
In een samengestelde zin met onderschikking heb je een hoofdzin en een bijzin, en verandert de woordvolgorde. 
TW pg.145

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nevenschikking
Van een samengestelde zin met nevenschikking kan je twee gelijkwaardige zinnen maken, zonder dat de woordvolgorde verandert. 
Hand-out

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voegwoorden
Je kan een nevenschikking en onderschikking herkennen aan de voegwoorden:
  • nevenschikkend: en, of, maar, want
  • onderschikkend: terwijl, omdat, toen, zodra ...
TW pg.145

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik maak het liefst tomatensoep want ik kan dat goed.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik maak het liefst tomatensoep omdat ik dat goed kan.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dione zei dat de verbinding met Hamar was verbroken.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als Vincent niet uitkijkt, krijgt hij straks een rode kaart.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgens Dina hebben we volgende week een grote overhoring, maar ik ben er niet zeker van.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De mensen die niet van sport houden, spreken van sportterreur op de televisie.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 23 - Quizvraag

De bijzin is "die niet van sport houden" die is hier een betrekkelijk voornaamwoord om een betrekkelijke bijzin in te leiden. 
Ik pakte de kleren in en Sandra controleerde het medicijnkastje.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 24 - Quizvraag

De bijzin is "die niet van sport houden"
pg.258
Markeer de samengestelde zinnen 

kleur 1  nevenschikking 
ond + pv naast elkaar

kleur 2  onderschikking
PV achteraan
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voegwoorden
nevenschikking
onderschikking
zodat
waarin
en
wat
want
dat
maar
omdat

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

pg.258

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voegwoorden
Een nevenschikking en onderschikking herken je vaak aan de voegwoorden:
  • nevenschikkende voegwoorden: en, maar, want, of, dus ...
  • onderschikkende voegwoorden: terwijl, omdat, toen, zodra, als, terwijl, zodat, waardoor, die ...

Houd hier ook rekening mee tijdens het schrijven!
TW pg.145

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.258

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen: nevenschikking en onderschikking


pg.259

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.onderstreep de bijzin 
Onderstreep de bijzin in de ondergeschikte zinnen:
  • Mijn missie is: vanuit een oplossingsgerichte benadering onderzoek en behandeling bieden met een hoge kwaliteit, zodat iemand op eigen kracht weer verder kan. 
  • Ook bekijk ik meteen wat het probleem zou kunnen zijn.
  • Een klant zodanig begeleiden dat mijn hulp niet meer nodig is. 
  • In gesprek gaan met cliënten vraagt daarnaast ook een langdurige concentratie, wat erg vermoeiend kan zijn. 
  • Kies de studie niet omdat je zelf het nodige hebt meegemaakt. 
pg.258

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.259
timer
3:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.259

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.259
timer
1:00

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.259

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

soorten bijzinnen
Een bijzin kan ook een zinsdeel (of deel van een zinsdeel) zijn in een zin. Het kan bijvoorbeeld een onderwerplijdend voorwerp zijn: 
  • Dat hij niet komt, verbaast me niet.  = onderwerp                        
  • Ik heb gehoord dat het morgen gaat sneeuwen. = LV
TW pg.146

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

soorten bijzinnen
Een bijzin kan ook een bijwoordelijke bepaling zijn. We noemen dit een bijwoordelijke bijzin:
  • Als je hoogtevrees hebt, moet je geen dakwerker worden. 
  • Hij sprong net opzij toen de wagen door de afsluiter reed.

Let op: als de samengestelde zin met de bijzin start, treedt er inversie op (het onderwerp en de persoonsvorm veranderen van plaats). 
TW pg.146

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inversie
In een "gewone" enkelvoudige zin staat eerst het onderwerp en daarnaast de persoonsvorm
  • Amal kocht een appel voor Thomas. 
Bij inversie wisselen het onderwerp en de persoonsvorm van plaats. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een ja/nee-vraag of wanneer een ander zinsdeel wordt benadrukt door het vooraan in de zin te plaatsen. 
  • Kocht Amal een appel voor Thomas? 
  • Gisteren kocht Amal een appel voor Thomas. 
Inversie treedt ook op wanneer een samengestelde zin start met een bijzin:
  • Omdat Thomas jarig is, kocht Amal een appel voor hem. 
TW pg.146

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

soorten bijzinnen
In sommige bijzinnen ontbreken het onderwerp en de persoonsvorm. Deze noemen we de beknopte bijzin. Het onderwerp in de beknopte bijzin is hetzelfde onderwerp als in de hoofdzin. Daarom kan je het onderwerp in de bijzin weglaten. We kennen drie soorten bijzinnen:
  1. Het gezegde is ofwel een infinitief (met of zonder "om te"),
  2. Onvoltooid deelwoord (fluitend
  3. Voltooid deelwoord
Voorbeelden: 
  • We hebben geleerd netjes met mes en vork te eten. 
  • fluitend dekt Anna de tafel.  (fluitend = bepaling van gesteldheid)
  • Moeten winnen maakt mij altijd zo nerveus  ( = onderwerp)
  • Ik haat het om te moeten winnen  (= lijdend voorwerp)

TW pg.146

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb gehoord dat hij weer terug is.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat hij is teruggekomen verbaast me niets.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij besloot om het land te ontvluchten toen de situatie te gevaarlijk werd.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Helemaal opgevrolijkt fietste Jeffrey naar huis.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat jij gelukkig bent, maakt mij weer gelukkig.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zal een leuk filmpje op YouTube zoeken om je op te vrolijken.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik hoop dat je gelijk hebt.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als het mooi weer blijft, gaan we zwemmen.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben het beu om steeds jouw rotzooi te moeten opruimen.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 49 - Quizvraag

bijwoordelijke bepaling (oorzaak)
foutief beknopte bijzinnen
TW pg.146






voorbeelden:
Lopend naar de overkant reed de auto hem bijna aan.
In roomboter gebraden eet hij het vlees met smaak op.
Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lopend naar de overkant werd hij bijna aangereden.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 51 - Quizvraag

bijwoordelijke bepaling (oorzaak)
Na een halfuur in de oven te hebben gestaan, aten de gasten de pizza helemaal op.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vrolijk dansend werden de aardappelen geschild.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na liedjes gezongen te hebben, zetten de kindjes hun schoentje voor Sinterklaas.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 54 - Quizvraag

bijwoordelijke bepaling (oorzaak)
Eenmaal op de camping aangekomen, begon onze langverwachte vakantie.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 55 - Quizvraag

bijwoordelijke bepaling (oorzaak)
soorten bijzinnen
Een betrekkelijke bijzin is een bijzin die wordt ingeleid door een betrekkelijk voornaamwoord  of bijwoord (bv. die / waarop / waar) en die bij een zelfstandig naamwoord hoort. 
  • Mijn broer, die in Leuven woont, is morgen jarig. 
  • Dit is het dorp waar hij is opgegroeid.
  • Ik kon het filmpje dat ik zocht niet vinden. 

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de betrekkelijke bijzinnen in onderstaande zinnen



Geef ook aan bij welk zelfstandig naamwoord ze horen. 
  • De vaders die mee zijn geweest op schoolkamp, zijn eigen helden. 
  • De vraag hoe het op school was, levert zelden een antwoord op. 
  •  Is het trapje waarop Menno staat wel veilig? 
  • Leila had een gevoel alsof ze droomde toen ze hoorde dat ze geslaagd was. 
pg.258

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tangconstructies
In een tangconstructie staan woorden of zinsdelen die bij elkaar horen ver uit elkaar (de "grijpers" van de tang worden uit elkaar geduwd door andere woorden)
  • Het gisteren op de klassenraad besproken voorstel is enthousiast ontvangen.  (tangconstructie tussen lidwoord en zelfstandig naamwoord)
  • Zijn vrienden heeft hem gisteren voor hij naar zijn werk vertrok niet meer gezien (tangconstructie tussen hulpwerkwoord en hoofdwerkwoord)
  • In het stadion vond maandag de wedstrijd tussen de twee ploegen die hopen deel te nemen aan de wedstrijd plaats. (tangconstructie tussen persoonsvorm en afscheidbaar deel (voorzetsel))


TW pg.147

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Smartschool - oefeningen - Les 20 - een opiniestuk
Smartschool - oefeningen - Les 21 - soorten zinnen - Syntaxis 1 - Syntaxis 2 - Syntaxis 3 - Syntaxis 4
INOEFENEN

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LPD
02.13 woordvolgorde - tangconstructie

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actieve en passieve zinnen
pg.260

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.260

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.260

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.260

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

passieve en actieve zinnen
Zinnen met een werkwoordelijk gezegde kunnen zowel actief als passief zijn. 
  • Emma voert de kinderen naar de voetbalmatch = actieve zin

  • De kinderen worden naar de match gevoerd = passieve zin 

  • De kinderen zijn naar de match gevoerd. = passieve zin 


TW pg.142
ond.
ond.
ond.
LV.

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

passieve en actieve zinnen
Emma voert de kinderen naar de voetbalmatch = actieve zin

De kinderen worden / zijn naar de match gevoerd = passieve zin 


TW pg.142
ond.
ond.
LV.
  • Het lijdend voorwerp wordt het onderwerp. Het onderwerp uit de actieve zin is verdwenen.
  • De persoonsvorm uit de actieve zin komt terecht in een constructie met de hulpwerkwoorden worden/zijn + voltooid deelwoord. 

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handelend voorwerp
Emma voert de kinderen naar de voetbalmatch = actieve zin

De kinderen worden / zijn naar de match gevoerd door Emma.


TW pg.142
ond.
ond.
LV.
  • Het onderwerp in de actieve zin wordt het handelend voorwerp in de passieve zin: 'door ... '
  • Je gebruik het handelend voorwerp wanneer je het oorspronkelijke onderwerp aandacht wil geven. 

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Helder schrijven (en spreken)
pg.261
Trajectwijzer pg.143-144

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trajectwijzer pg.143-144

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pg.261

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De man die door de buitenwipper was geslagen, moest een nacht in het ziekenhuis verblijven.
A
Je weet niet wie iets doet of gedaan heeft.
B
Je vindt het niet belangrijk om te vermelden wie iets doet.
C
Je wil een zin mooi laten aansluiten op de vorige.
D
Je wilt dubbelzinnigheid vermijden.

Slide 71 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vrouw is rond 1:30 vermoord.
A
Je weet niet wie iets doet of gedaan heeft.
B
Je vindt het niet belangrijk om te vermelden wie iets doet.
C
Je wil een zin mooi laten aansluiten op de vorige.
D
Je wilt dubbelzinnigheid vermijden.

Slide 72 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kerstboom in New York wordt ieder jaar mooi versierd.
A
Je weet niet wie iets doet of gedaan heeft.
B
Je vindt het niet belangrijk om te vermelden wie iets doet.
C
Je wil een zin mooi laten aansluiten op de vorige.
D
Je wilt dubbelzinnigheid vermijden.

Slide 73 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Neem een blad papier
Maak deze zin actief:
De vrouw is rond 10:30 vermoord door haar man.
1. handelend voorwerp -> onderwerp
2. zijn/worden + voltooid deelwoord -> persoonsvorm
3. onderwerp -> lijdend voorwerp

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak deze in actief

De roomsoezen worden met smaak gebakken door de hulpkok. 
1. handelend voorwerp -> onderwerp
2. zijn/worden + voltooid deelwoord -> persoonsvorm
3. onderwerp -> lijdend voorwerp

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak deze zin actief

Als een voertuig door een minderjarige wordt bestuurd, wordt door de verzekering geëist dat de polis door de ouders wordt ondertekend. 
1. handelend voorwerp -> onderwerp
2. zijn/worden + voltooid deelwoord -> persoonsvorm
3. onderwerp -> lijdend voorwerp

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak deze zin actief

In de school wordt er studiebegeleiding voorzien. 
1. handelend voorwerp -> onderwerp
2. zijn/worden + voltooid deelwoord -> persoonsvorm
3. onderwerp -> lijdend voorwerp

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak deze zin actief

Er wordt goed les gegeven door die leerkracht. 
1. handelend voorwerp -> onderwerp
2. zijn/worden + voltooid deelwoord -> persoonsvorm
3. er -> presentatief onderwerp -> lijdend voorwerp

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak deze zin actief

Er wordt goed les gegeven door die leerkracht. 

1. handelend voorwerp -> onderwerp
2. zijn/worden + voltooid deelwoord -> persoonsvorm
3. er -> presentatief onderwerp -> lijdend voorwerp

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak deze zin actief

Ik ging naar huis aangezien mijn huiswerk nog moest gemaakt worden. 

1. handelend voorwerp -> onderwerp
2. zijn/worden + voltooid deelwoord -> persoonsvorm
3. er -> lijdend voorwerp ??

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Smartschool - oefeningen - Les 20 - een opiniestuk
Smartschool - oefeningen - Les 21 - soorten zinnen - passieve en actieve zinnen
INOEFENEN

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toets les 20 + 21op __________
Kennis
  • Je kent de woordenschat van les 20
  • passieve en actieve zinnen zijn: Trajectwijzer pg.142
  • enkelvoudige en samengestelde zinnen:  Trajectwijzer pg.145
  • onderschikking en nevenschikking: Trajectwijzer pg.145
  • Soorten bijzinnen + inversie: Trajectwijzer pg.146
  • Tangconstructies: Trajectwijzer pg.147
Vaardigheden
  • Je kan alle soorten zinnen herkennen in voorbeeldzinnen en je kan de woordvolgorde correct schrijven.
  • je kan passieve zinnen actief maken. 

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies