Eem(s) kieken

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat hoort allemaal bij het vak Nederlands?

Slide 2 - Open vraag

Wat gaan we doen?
We doen in tweetallen een quiz over verschillende taalonderdelen. 
Overleg zachtjes, zodat niemand je antwoord kan horen.
                                                         Succes!

Slide 3 - Tekstslide

algemene taalvragen

Slide 4 - Tekstslide

In welke zin is de woordvolgorde goed?
A
Ik heb heel hard geniesd.
B
Ik vandaag gelachen heb.
C
Gewerkt heb ik heel hard.
D
Ik heb geweest ziek .

Slide 5 - Quizvraag

Welk stukje past het beste in de zin:

Ik heb deze week .............. gelezen.
A
de mooie boek
B
het mooi boek
C
een mooi boek
D
een mooie boek

Slide 6 - Quizvraag

Welke twee woorden betekenen bijna hetzelfde?
A
groot - groter
B
viool - trompet
C
stuk - kapot
D
dag - nacht

Slide 7 - Quizvraag

Welke twee woorden zijn geen tegenstelling?
A
contant - pinnen
B
digitaal - analoog
C
veilig - gevaarlijk
D
delen - verliezen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een synoniem?

A
Wanneer woorden (ongeveer) hetzelfde betekenen.
B
Een vorm van een werkwoord.
C
Wanneer woorden een tegenstelling zijn.
D
Een spreekwoord.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat betekent:
toilet
A
auto
B
wasbak
C
fiets
D
wc

Slide 11 - Quizvraag

Vul aan:
Hoge bomen, vangen veel ......
A
blaadjes
B
wind
C
vogels
D
zon

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide


Welk woord is fout gespeld?
A
school
B
bezem
C
viets
D
aardig

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord is fout gespeld?
A
sgool
B
rekenen
C
banaan
D
fietstas

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord is fout gespeld?
A
levende
B
huismus
C
preofwerk
D
gordijn

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is fout gespeld?
A
telefoon
B
hooftletter
C
Instagram
D
restaurant

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord is fout gespeld?
A
oliebol
B
appelflap
C
tijger
D
oliefant

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Welk woordsoort is:
rode
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Quizvraag

Welk woordsoort is:
tafel
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Quizvraag

Welk woordsoort is:
rennen
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Welk woordsoort is:
het
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Welk woordsoort is:
gaan
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in:

Mijn tante geeft de hond een koekje.
A
Mijn tante
B
geeft
C
de hond
D
een koekje

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in:

Heb jij nog een euro voor mij?
A
Heb
B
een euro
C
jij
D
voor mij

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin:

Ik gooi de bal naar de overkant.
A
Ik
B
de bal
C
gooi
D
naar de overkant

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin:

Loopt hij met de fiets naar Sanne?
A
Loopt
B
hij
C
met de fiets
D
naar Sanne

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het gezegde in de zin:

Ik heb een hele tijd gerend.
A
Ik
B
heb
C
heb gerend
D
een hele tijd

Slide 30 - Quizvraag

   Fictie

Slide 31 - Tekstslide

Wat is jouw favoriete boek?

Slide 32 - Open vraag