Gespreksdoelen 1F-2F

Gespreksdoelen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Gespreksdoelen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel

Aan het einde van deze les weet je welke gespreksdoelen er zijn en kun je deze herkennen.

Slide 2 - Tekstslide


Welke gespreksdoelen zijn er denk je?

Slide 3 - Open vraag

Gespreksdoel
Om een goed gesprek te voeren, is het belangrijk om te weten welk gespreksdoel je hebt. 

Als je weet wat je gespreksdoel is, kun je je hier op voorbereiden en je gesprek aanpassen op je doel.

Slide 4 - Tekstslide

1. Informeren
Een gesprek heeft meestal een bepaald doel. Een gesprek kan ook meer dan één doel hebben. Het doel van een gesprek kan bijvoorbeeld informeren zijn.

Wanneer het doel van een gesprek informeren is, probeer je iemand informatie te geven of probeer je informatie van iemand te krijgen.

Slide 5 - Tekstslide

Interview
We gaan kijken naar een informatief gesprek. Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Wie is degene die informatie geeft?

Slide 8 - Open vraag

Wie is degene die informatie vraagt?

Slide 9 - Open vraag

Noem twee vragen die de interviewer stelt waardoor hij informatie krijgt.

Slide 10 - Open vraag

2. Instructie geven
Een ander doel van een gesprek kan instrueren zijn, instructie geven. Dit betekent dat je iets gaat uitleggen

Instructies herken je vaak aan het gebruik van doe-woorden.

Doe-woorden zijn werkwoorden (dingen die je kunt doen) en de zin staat in de gebiedende wijs. 

Een voorbeeld hiervan is: Maak je huiswerk.

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf een voorbeeld van een gebiedende wijs zin met een doe-woord op.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Wie is degene die instructie geeft?

Slide 14 - Open vraag

Waarover wordt instructie gegeven?

Slide 15 - Open vraag

Noem drie doe-woorden uit het fragment.

Slide 16 - Open vraag

3. Overtuigen

Een derde doel van een gesprek kan overtuigen zijn. 

Je wilt dan dat degene met wie je in gesprek bent, gaat vinden dat jij gelijk hebt. Je doet dat door goede argumenten te noemen. Argumenten zijn redenen waarom je iets vindt.

Slide 17 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een argument.
Ik vind dat de lessen alleen maar online moeten zijn omdat......

Slide 18 - Open vraag

Ik vind....

“..dat dierproeven verboden moeten worden, want door dierproeven is er veel dierenleed en er zijn alternatieve manieren om te testen, die net zo goed zijn, waarbij er geen dieren gebruikt hoeven te worden.”


Slide 19 - Tekstslide

Wat is de mening in deze stelling?

Slide 20 - Open vraag

Welke argumenten worden genoemd?

Slide 21 - Open vraag

Gesprek
Je gaat kijken naar een gesprek waarbij het doel vooral overtuigen is.

Het gesprek is tussen rapper Lil’ Kleine en burgemeester Pieter Broertjes van Hilversum.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Waar gaat de discussie over?

Slide 24 - Open vraag

Wat vind je van de toon van Lil’ Kleine tegen de burgemeester?

Slide 25 - Open vraag

Noem een argument dat genoemd wordt door Lil’ Kleine.

Slide 26 - Open vraag

Noem een argument dat genoemd wordt door Pieter Broertjes.

Slide 27 - Open vraag

Wat vind je van deze discussie?

Slide 28 - Open vraag

Reflectieopdracht

1. Welke gespreksdoelen zijn er?

2. Leg in eigen woorden uit wat er bedoeld wordt met elk gespreksdoel.

3. Welke gespreksdoelen gebruik jij zelf wel eens? Geef hier een voorbeeld van.

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoel /opdracht
"Aan het einde van deze les weet je welke gespreksdoelen er zijn en kun je deze herkennen."

4. Beheers jij het gestelde leerdoel van deze les? Leg uit. 

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerkopdracht
Zoek een artikel of nieuwsbericht op waarover jij een mening hebt.

Slide 31 - Tekstslide

Wat vond je van deze les?

Slide 32 - Woordweb

Goed gewerkt !! 




Ging het goed?

Slide 33 - Tekstslide