ADHD Huiswerk

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BspMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Psychose en schizofrenie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schizofrenie

Men spreekt van schizofrenie indien psychoses langdurig of meerdere malen optreedt en minstens 2 van onderstaande symptomen;
- wanen
- hallucinaties
- gedesorganiseerde spraak (bijv. ontsporend of onsamenhangend)
- ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag
- extreem negativisme

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk Antipsychotica 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vr 1. Geef een aantal voorbeelden van hallucinaties

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vr 2. geef een aantal voorbeelden van wanen

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Antipsychotica: soorten en werking
Antipsychotica danken hun effectiviteit aan het beïnvloeden van bepaalde neurotransmitters in de hersenen. 
Bij antipsychotica gaat het hierbij met name om de neurotransmitter dopamine. Antipsychotica hebben niet direct effect. 
Het duurt ongeveer drie tot vier weken voor men effect kan gaan zien. Bijwerkingen kunnen echter direct na inname al optreden. 
Een antipsychoticum kan via tabletten of depotvorm toegediend worden. 
Antipsychotica zijn met name sterk in het behandelen van de positieve symptomen. 
Negatieve symptomen kunnen echter niet tot nauwelijks aangepakt worden met antipsychotica.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassieke en atypische antipsychotica
Sommige wetenschappers maken een onderscheid tussen klassieke en atypische antipsychotica. Klassieke antipsychotica verschillen van de nieuwere, atypische antipsychotica in het gegeven dat atypische antipsychotica op een strikter gebied van dopaminereceptoren inwerkt. Hierdoor worden symptomen directer en selectiever aangepakt waardoor de kans op bijwerkingen vermindert.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Geef een aantal voorbeelden van typisch antipsychotica die in de praktijk veel voorkomen.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klassieke antipsychotica 
haloperidol, broomperidol, chloorprotixeen, flupentixol fluspirileen, penfluridol, pimozide, pipamperon, zuclopentixol



























Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef voorbeelden van nieuwere
( a typische) antipsychotica

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Atypische antipsychotica 
amisulpride, aripiprazol, brexpiprazol, cariprazine, clozapine, lurasidon, olanzapine, paliperidon, quetiapine, 
risperidon, sertindol, sulpiride


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Haloperidol bestaat in verschillende vormen, leg uit welke en wanneer deze gegeven worden

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maak opdracht
ADHD

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vr 1. wat is het verschil tussen ADHD en ADD

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vr 2. Waarom moet de laatste dosis (ADHD medicatie) ten minste 6 uur voor het slapen gaan worden ingenomen?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vr 3. verklaar de term 'gewenning'

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 4: Welke belangrijke informatie ontbreekt er bij het bovenstaande etiket

Slide 29 - Tekstslide

Informatie over de tijden van inname. Bij een gebruik van 2 maal daags is men geneigd dit regelmatig over de dag in te nemen.
Vraag 5: Bestudeer op www.apotheek.nl de tekst over methylfenidaat en geef aan welke informatie je bij het afleveren gaat benadrukken.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 6 en 7: Wat bedoelt men met gedrags-‘rebound’?
En waarom treedt gedrags-‘rebound’ bij langwerkende preparaten minder op?

Slide 31 - Open vraag

Vraag 6: 
Als de werking van methylfenidaat te snel daalt, komen de verschijnselen in ernstige mate terug.
Vraag 7: 
De werking van methylfenidaat daalt minder sterk.

Vraag 8&9: Noem nog een voordeel en een nadeel van de langwerkende preparaten.

Slide 32 - Open vraag

Hoeven in de regel maar 1 keer per dag te worden ingenomen. Met name bij schoolgaande kinderen is dit een voordeel. Als ouder kan je toezien dat het middel wordt ingenomen.
Vraag 10 Maak voor jezelf een overzicht van alle langwerkende preparaten die in Nederland in de handel zijn.

Slide 33 - Woordweb

Concerta Equasym Medikinet Kinecteen methylfenidaat mga 
Vraag 11: Geef aan waarom ouders naast de langwerkende preparaten ook nog gewone methylfenidaat tabletten in de medicijnkast hebben.

Slide 34 - Open vraag

Als een langwerkend preparaat wordt vergeten in te nemen, kan dit later op de dag niet (werking duurt dan veel te lang). Men kan dan gewone methylfenidaat tabletten geven.
Vraag 12: Waarom krijgen kinderen met ADHD ook vaak melatotine tabletten voorgeschreven?

Slide 35 - Open vraag

Melatonine is een stof die in het lichaam wordt gemaakt als de lichtintensiteit daalt. Melatonine wekt dan het slaapgevoel op. Bij kinderen met ADHD wordt melatonine om deze reden gegeven.
Vraag 13: Verklaar de bijwerking ‘misselijkheid’ bij het gebruik van atomoxetine (Strattera).

Slide 36 - Open vraag

Atomoxetine (Strattera) remt de heropname van noradrenaline en van serotonine. De toegenomen activiteit van serotonine activeert het braakcentrum.