Grammar test prep M2 Chapter 4

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

What do you have to learn for the test next Thursday?
A
Meervoud, Future, Stones
B
Past simple, present continuous, stones
C
Woordjes, leesvaardigheid
D
woordjes, luistervaardigheid, future, meervoud

Slide 5 - Quizvraag

How confident do you feel about your ability to: 'informatie vragen in of over een winkel' in English?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 6 - Poll

How confident do you feel about your ability to: 'online shoppen en bestellen' in English?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 7 - Poll

How confident do you feel about your ability to: 'praten over het openbaar vervoer' in English?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 8 - Poll

What tips do you remember about writing (aka the stones activities in the test) from before the holiday?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Vertaal: Kan ik je helpen?

Slide 12 - Open vraag

Vertaal: Zou je kunnen uitleggen hoe ik deze artikelen kan bestellen?

Slide 13 - Open vraag

Vertaal: De bus is 10 minuten te laat door een file.

Slide 14 - Open vraag

How well do you think you already know how 'meervoud' works in English?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 15 - Poll

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf het meervoud van
'baby'

Slide 18 - Open vraag

Schrijf het meervoud van
'dog'

Slide 19 - Open vraag

Wat is het meervoud van "knife" in het Engels?

Slide 20 - Open vraag

Wat is het meervoud van "peach"
in het Engels?

Slide 21 - Open vraag

Monkey
A
monkies
B
monkeys

Slide 22 - Quizvraag

Key
A
keis
B
keys

Slide 23 - Quizvraag

Hobby
A
hobbys
B
hobbies

Slide 24 - Quizvraag

flower
A
flowers
B
floweres

Slide 25 - Quizvraag

lunch
A
lunchs
B
lunches

Slide 26 - Quizvraag

wolf
A
wolves
B
wolfes

Slide 27 - Quizvraag

pony
A
ponies
B
ponys

Slide 28 - Quizvraag

BOAT
A
boates
B
boats

Slide 29 - Quizvraag

Do you have any questions?

Slide 30 - Tekstslide

How do you feel about your ability to use plurals (meervoud)?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 31 - Poll

2

Slide 32 - Video

How well do you think you already know how the 'future' tense works in English?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 33 - Poll

TO BE GOING TO
Je gebruikt am/are/is + (not)going to + werkwoord om aan te geven dat je van plan bent om iets te doen.

Slide 34 - Tekstslide

WILL
Will wordt gebruikt om iets aan te bieden, iets te beloven of om voorspellingen te maken.
Je kunt will samentrekken tot `ll.

Slide 35 - Tekstslide

00:29
You use 'going to' when:
A
It's a plan in the future
B
When you have to quickly decide

Slide 36 - Quizvraag

02:07
You use 'will' when:
A
It's a plan in the future
B
When you have to quickly decide

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Which sentences are in the future tense?
A
I will help you tomorrow.
B
I'm playing football on Saturday.
C
I am going to play football.
D
He helps you every day.

Slide 40 - Quizvraag

fill in the future tense:

I ______ my sister in December.
A
will see
B
am going to see
C
shall see
D
is going to see

Slide 41 - Quizvraag

Fill in the Future tense with the Present Simple:
The bus.....at 9:00 pm.
A
leaves
B
leave
C
is leaving
D
left

Slide 42 - Quizvraag

to be going to or will:
I______ (visit)my parents tomorrow.
Text

Slide 43 - Open vraag

will or to be going to:
I am thirsty. I ____ (get)some water.

Slide 44 - Open vraag

to be going to or will:
Just a moment. I _______(help) you with the bags.

Slide 45 - Open vraag

I can`t do my homework tonight. I..... a movie.
A
am going to see
B
will see
C
saw

Slide 46 - Quizvraag

Do you have any questions?

Slide 47 - Tekstslide

How do you feel about your ability to use the Future tense?
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 48 - Poll