OA spreken en gesprekken voeren

For today:
- Informatie examens lezen/ luisteren, schrijven, spreken & gesprekken voeren.
- GA or RP accent
- American vs. British pronounciation, vocabulary & writing
- Examen opdrachten Speaking  en gesprekken voeren => wat te verwachten
- oefenen Introduction
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBO

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

For today:
- Informatie examens lezen/ luisteren, schrijven, spreken & gesprekken voeren.
- GA or RP accent
- American vs. British pronounciation, vocabulary & writing
- Examen opdrachten Speaking  en gesprekken voeren => wat te verwachten
- oefenen Introduction

Slide 1 - Tekstslide

Examens Engels
- Spreken A2 =>  P2 / toetsweek 2  (uitnodiging via mail)
- Gesprekken voeren A2 => P2 / toetsweek 2 (uitnodiging via mail)

Slide 2 - Tekstslide

how do you pronounce...
 bath 
 tomatoes
laugh
ask
ear
better
mobile


british vs american

Slide 3 - Tekstslide

Cijferberekening
Lezen/ luisteren => 50 %
Schrijven / Spreken / Gesprekken voeren => 50%
= Eindcijfer 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Which one is American?
A
Lift
B
Elevator

Slide 6 - Quizvraag

Which one is American?
A
Apartment
B
Flat

Slide 7 - Quizvraag

Which word is American?
A
Biscuits
B
Cookies

Slide 8 - Quizvraag

Which word is American
A
Sweets
B
Candy

Slide 9 - Quizvraag

Which word is British?
A
Football
B
Soccer

Slide 10 - Quizvraag

Which word is British?
A
Underground
B
Subway

Slide 11 - Quizvraag

Which word is British?
A
Truck
B
Lorry

Slide 12 - Quizvraag

Which word is British?
A
Garbage
B
Rubbish

Slide 13 - Quizvraag

Which word is British?
A
Pavement
B
Sidewalk

Slide 14 - Quizvraag

Welke opdrachten?

Spreken => Presentatie over een verandering op het werk
Gesprekken voeren => Gesprek over stage ervaringen

Slide 15 - Tekstslide

Waar moet je aan voldoen?  
Spreken B1: Ik kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen mijn familie en andere mensen, leefomstandigheden, mijn opleiding en mijn huidige of meest recente baan te beschrijven.

Slide 16 - Tekstslide

Waarop word je beoordeeld?
-Inhoud
- Samenhang
- Bereik en beheersing van de woordenschat
- Productiestrategieën
- Grammaticale correctheid
- Vloeiendheid
- Uitspraak
- Afstemming taalgebruik op doel en publiek


Slide 17 - Tekstslide

Inhoud
Zijn alle onderdelen aan bod gekomen?
Denk aan: inleiding - kern -slot
Introduction ( jezelf voorstellen)
onderdelen die in de presentatie terug moeten komen.
Slot / conclusie (wat vind je van je BPV?)

Slide 18 - Tekstslide

Samenhang
Maak je gebruik van verbindingswoorden?
Voorbeeldzin zonder verbindingswoorden:
Hello, my name is M. I live in  G. It 's a village in G.
Voorbeeldzin met simpele verbindingswoorden:
Hello my name is M and I am 17 years old. I live in G and that's a village nearby D. I Live nearby school so it's easy for me to be on time.
Voorbeeldzin met complexere verbindingswoorden:
Goodmorning, my name is M and I am 17 years old. I live in G which is a village nearby D. I have lived there since 2008 togethers with my my parents, who I dearly love and my sister and brother whose age I can't remember.

Slide 19 - Tekstslide

Bereik en beheersing woordenschat
- Voldoende woordenschat om alledaagse handelingen (bijv. bedanken, verontschuldigen, iets vragen, vertellen over vertrouwde zaken/personen) uit te voeren en kan een beperkt repertoire hanteren met uit het hoofd geleerde uitdrukkingen (bijv. thank you for …, I like to …, my hobbies are …).  Eenvoudige voorzetselcombinaties (bijv. walking to, waiting for, tobelieve in) 
-  Een goede woordenschat om zich te uiten over dagelijkse onderwerpen (bijv. familie, wonen, vrijetijdsbesteding, dagelijks werk en interesses). Eenvoudige voorzetselcombinaties(bijv. walking to, waiting for, tobelieve in) zijn meestal correct.

Slide 20 - Tekstslide

Productiestrategieën
- Je houdt de presentatie gaande met behulp van eenvoudige strategieën, zoals
gebruikmaken van fillers (bijv. uh, hm, um), gebruikmaken van een overkoepelend begrip (bijv.
fruit in plaats van orange), een woord uit de moedertaal ‘verbuitenlandsen’ (bijv. Sinasapple/
‘sai-nes-eppul’ in plaats van orange) of een woord omschrijven.
- Je gebruikt complexere strategieën (bijv. de boodschap op hoofdpunten uitwerken, begrippen omschrijven, wisselen van communicatietactiek of het publiek om bevestiging vragen van een gebruikte vorm).

Slide 21 - Tekstslide

Vloeiendheid
- Je hapert vaak, maakt valse starts, veel aarzelingen. (uh,ehm)
- korte uitingen, valse starts, herformuleringen (ok, let's start again)
- weinig / geen haperingen, goed te volgen.

Slide 22 - Tekstslide

Grammatica
- Woordvolgorde correct (wie doet wat waar wanneer)
- Werkwoordsvormen correct (verschil tt, vt en vtt, taught ipv teached)
- Juist gebruik van lidwoorden, bijv. naamwoorden, voorz-woord combinaties (at school, I play  football at en niet by)

Slide 23 - Tekstslide

Uitspraak
- Duidelijk, verstaanbaar met Ned. accent, boodschap moet overkomen. 
- Fouten in uitspraak mag (pedagogy, mathematics, gym, PE teacher)

Slide 24 - Tekstslide

Afstemming taalgebruik op doel en publiek
bijv. begroeten, een gelukwens, een vraag stellen, afscheid nemen, kort antwoord geven op een vraag, eenvoudige informatie
verstrekken, kort iets vertellen over een ervaring) door gebruik te maken van alledaagse beleefdheidsvormen (bijv. hi, dear, thank you, (kind) regards

Slide 25 - Tekstslide

Interactie gesprekken
Je kan het gesprek gaande houden zonder dat de geprekspartner de hele tijd vragen moet stellen.
Je stelt vragen, vraagt om herhaling.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Waar moet je aan voldoen?
A2 gesprekken voeren:
- De kandidaat kan adequaat reageren in veel voorkomende sociale contacten zoals begroeten, informatie geven en vragen.
- De kandidaat kan naar een mening/oordeel vragen en een mening/oordeel geven.
- De kandidaat kan uitdrukking geven aan en vragen naar (persoonlijke) gevoelens.
- De kandidaat kan een persoon, object of gebeurtenis, ook uit het verleden en in de toekomst, beschrijven.

Slide 28 - Tekstslide

Examenopdracht gesprek stage begeleider
Let op de volgende dingen:
- Zorg dat je het gesprek begint met groeten.
- Zorg ervoor dat je het gesprek ook netjes afsluit dmv. een groet (niet te amicaal zoals "Laters of see ya"!)
- Als een vraag niet duidelijk is, vraag om duidelijkheid ( I don't really understand, could you give an example of If I'm correct, you said (that)....)
-Gebruik zo min mogelijk Nederlandse woorden.  Als je een woord niet weet, probeer het te omschrijven. 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide