Spelling C7, P4 (hoofdletters en leestekens)

Welkom

Ga alvast zitten. 
Pak je laptop erbij en open 'Dagen van gras'. 
                                                    Nederlands havo4
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Ga alvast zitten. 
Pak je laptop erbij en open 'Dagen van gras'. 
                                                    Nederlands havo4

Slide 1 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
  • Check huiswerk vorige week
  • Hoofdletters en leestekens 
  • Opdrachten maken
  • Evt. leesautobiografie afmaken 

Slide 3 - Tekstslide

Spelling
  • Ik kan werkwoorden correct spellen.
  • Ik weet de regels van hoofdletters en leestekens.
  • Ik kan hoofdletters en leestekens op de juiste manier gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
Vervoeg de werkwoorden op de juiste manier.
  1. Had je niet door dat Jim zojuist ...  (inspelen) op je onzekerheid en dat hij je maar wat op de mouw ...  (spelden)?
  2. India ... (fabriceren) tegenwoordig een breed scala aan producten en ... (exporteren) ze vervolgens naar westerse landen.
  3. Het ... (bedreigen) administratiekantoor ...  (deleten) morgenochtend, voordat de inspecteurs arriveren, alle ... (belasten) bestanden over de ...  (plegen) fraude.


Slide 5 - Tekstslide



Persoonsvorm         > T.T.
                                       


                                        > V.T.

Geen persoonsvorm   >    voltooid deelwoord ('t Kofschip)
                                           >    bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)
                                           >    onvoltooid deelwoord ( hele ww + -d)
                                           >    gebiedende wijs (ik-vorm)
                                           >    infinitief (hele ww)








 1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: veranderen van klank 
Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdletters
Hoofdletters en leestekens maken een tekst beter leesbaar.
 

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters
Je gebruikt hoofdletters
  • aan het begin van een zin;
  • bij persoonsnamen (let op: Hans van der Zande; H. van der Zande; de heer Van der Zande; Els van der Zande-de Laat)
  • bij namen van verenigingen, instellingen, bedrijven en diensten:
  • bij (afleidingen van) aardrijkskundige namen, bij namen van merken, historische gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, feestdagen en bij titels van boeken en films:

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdletters
Je gebruikt een kleine letter bij namen van:
  • soorten: een stukje camembert
  • historische periodes: de middeleeuwen
  • afleidingen van feestdagen: kerstvakantie
  • maanden, dagen, seizoenen en windstreken
  • religies en afleidingen ervan: islam, gereformeerden








Slide 9 - Tekstslide

Leestekens
Hoofdletters en leestekens maken een tekst overzichtelijker.

Zo gebruik je de leestekens:

punt
  • aan het eind van een mededelende zin;
  • bij afkortingen: etc.

Slide 10 - Tekstslide

Leestekens
vraagteken
  • na een vraag

uitroepteken
  • aan het eind van een zin met een bevel of uitroep


Slide 11 - Tekstslide

Leestekens
komma
  • voor en na een bijstelling:
  • tussen twee persoonsvormen:
  • tussen de onderdelen van opsommingen, maar niet voor ‘en’
  • (in lange zinnen) voor een voegwoord waarmee de bijzin begint:





Slide 12 - Tekstslide

Leestekens
puntkomma (betekent 'en'):
  • tussen zinnen die sterk met elkaar samenhangen;
  • tussen delen van opsommingen, zeker als het om zinnen gaat.

dubbele punt
  • om een opsomming aan te kondigen;
  • om een verklaring aan te kondigen;
  • om de directe rede aan te kondigen.











Slide 13 - Tekstslide

Leestekens
aanhalingstekens
  • bij een citaat;
  • bij een directe rede;
  • om aan te geven dat een woord een andere betekenis heeft dan normaal, bijvoorbeeld bij ironie/sarcasme;
  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis.
















Slide 14 - Tekstslide

Leestekens
haakjes
  • informatie die je geeft als toelichting, uitleg of voorbeeld, plaats je tussen ronde haakjes

beletselteken (drie puntjes)
  • om een onderbreking of een pauze aan te geven;
  • om onvolledige citaten aan te duiden.
















Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
Maken:
  • C7, P4: opdr. 1, 2, 4, 5 + 7 óf 8
  • Leesautobiografie
timer
30:00

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Vrijdag 22 september:
C7, P4: opdr. 1, 2, 4, 5 +  7 of 8

Vrijdag 22 september:
Leesautobiografie inleveren (Magister)

Slide 17 - Tekstslide