6.5 - Aanpassingen bij dieren

Even checken...
Wat weet je nog van bassistof 4?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Even checken...
Wat weet je nog van bassistof 4?

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn abiotische factoren?
A
De invloeden afkomstig van de levende natuur
B
De invloeden afkomstig van de levenloze natuur
C
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
D
De invloeden afkomstig van de dode natuur

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een biologisch evenwicht?
A
Een toestand waarin er alleen biotische factoren aanwezig zijn.
B
Een toestand waarin de populaties van een ecosysteem uit balans zijn.
C
Een toestand waarin de populaties van een ecosysteem in evenwicht zijn.
D
Een toestand waarin er alleen abiotische factoren aanwezig zijn.

Slide 3 - Quizvraag

Een populatie is een
A
Verzamelnaam voor alle dieren in een bepaald gebied
B
Verzameling van individuen van één soort in een bepaald gebied
C
Verzamelnaam voor alle dieren en planten in een bepaald gebied
D
Een groep dieren die voedsel voor elkaar zijn

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen biotische factor
A
aantal rijpe bananen in het woud
B
aantal gorilla's in het woud
C
aantal chimpansees in het woud
D
de hoeveelheid regen in het woud.

Slide 5 - Quizvraag

Bij welke waarde in een optimumkromme geeft de beste situatie aan?
A
Minimum
B
Maximum
C
Optimum
D
Top

Slide 6 - Quizvraag

Sleep de organisatieniveaus van groot naar klein
1
3
4
2
ecosysteem
individu
populatie
levensgemeenschap

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is geen abiotische factor?
A
Licht
B
Warmte
C
Bodem
D
Voedsel

Slide 8 - Quizvraag

Bekijk de optimumkromme:
Bij welke temperatuur kunnen de guppy's het best groeien en nakomelingen krijgen?
A
4 ℃
B
16 ℃
C
20 ℃
D
29 ℃

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

6.5 - Aanpassingen bij dieren

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen
6.5.1 Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 12 - Tekstslide

De weg van de minste weerstand
Om te zorgen dat een dier zo min mogelijk weerstand hebben zijn ze gestroomlijnd
  • Voor vissen is het heel belangrijk door het water
  • Maar ook voor andere in het water levende dieren en vogels in de lucht
Vorm van het lichaam en structuur van de huid en veren kan helpen bij de stroomlijning

Slide 13 - Tekstslide

Ik zie, ik zie...
Schutkleur zorgt ervoor dat een dier moeilijker te zien is
Bijvoorbeeld:
  • veel zeedieren zijn donker van boven en licht van onder
  • dieren hebben de kleur van hun omgeving
  • dieren lijken op een ander iets in hun omgeving, zoals een boomstam of blad
  • dieren hebben strepen of stippen om licht en schaduw na te bootsen

Slide 14 - Tekstslide

Hoe loop je?
Zoolgangers: lopen plat op hun voeten, zakken minder snel weg maar zijn langzamer
Teengangers: lopen op hun tenen, kunnen wegzakken in een zachte grond maar zijn snel
Hoefgangers: hebben hoeven, net als teengangers snel maar kunnen wegzakken in een zachte grond

Slide 15 - Tekstslide

Hitte en kou
Bescherming tegen kou:
dikke vacht, kleine oren, veel vet, winterslaap/rust, vogeltrek

Bescherming tegen hitte:
grote oren, dunne vacht, nachtactief

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Vogelpoten
Vogelsnavels

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Thema 6, basisstof 5
Opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8
Werk fluisterend samen met de persoon naast je
Klaar? Vraag om een nakijkboekje en kijk zelfstandig na
Maak de test jezelf van basisstof 1, 2, 3 of 4

Slide 19 - Tekstslide