afmaken 2.3 + UL 2.4 (1m/h)

Planning = 
1 = PO uitgeprint inleveren (+ ook online in de classroom!)
2 = afronden basisstof 2.3
3 = leerdoelen 2.4
4 = uitleg 2.4
5 = huiswerk opgeven (+ ´datum´ PW thema 2)
6 = aan de slag met de opdrachten
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Planning = 
1 = PO uitgeprint inleveren (+ ook online in de classroom!)
2 = afronden basisstof 2.3
3 = leerdoelen 2.4
4 = uitleg 2.4
5 = huiswerk opgeven (+ ´datum´ PW thema 2)
6 = aan de slag met de opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

PO uitgeprint inleveren met een nietje erin linksboven.

Online inleveren van het document moet via classroom per groepje;
1x inleveren is genoeg. 

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les basisstof 2.3 uitgelegd, maar vergeten het huiswerk op te geven. ;-(

Je gaat nu in je papieren boek vanaf blz. 110
 van basisstof 2.3 maken 
opdracht 1 + 2 + 3 + 5 + 6 maken
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

basisstof 2.3; cellen
lesdoelen:
  • Ik weet dat een organisme bestaat uit cellen.
  • Ik kan de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies.
  • Ik kan de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies.

Slide 4 - Tekstslide

Cellen
Cellen zijn bouwstenen van organismen.

Alles wat leeft bestaat uit cellen.

Er zijn veel verschillende type cellen. Ook al verschilt hun vorm, de bouw van cellen is grotendeels gelijk. 

Het lichaam van een mens bestaat uit wel 30 biljoen cellen.

Slide 5 - Tekstslide

dierlijke cel
Alle dieren hebben dezelfde soort cellen: dierlijke cellen.

De vorm kan wel verschillen, maar de vorm heeft te maken met de functie.  


Slide 6 - Tekstslide

dierlijke cel
Elke dierlijke cel heeft dezelfde onderdelen:
1 = celmembraan
2 = kernplasma
3 = kernmembraan
4 = cytoplasma
2+3 samen = celkern

Slide 7 - Tekstslide

tekening dierlijke cel
Wangslijmvliescellen van de mens onder een microscoop.
TIP: Deze cellen hebben diepte, maar dat zie je onder een microscoop amper. 

Slide 8 - Tekstslide

functies van de onderdelen:
  • De celmembraan is een dun vliesje, deze scheidt de inhoud van de cel van zijn omgeving. Het bestaat uit vetten en eiwitten. Sommige stoffen kunnen door hier door heen, andere stoffen alleen met behulp van eiwitten in het celmembraan. 
  • Cytoplasma is een dikke vloeistof, bestaat uit water met opgeloste stoffen en zwevende deeltjes.  
  • De celkern stuurt de cel aan. Het is het regelcentrum van de cel. 

Slide 9 - Tekstslide

Plantaardige cel

Slide 10 - Tekstslide

Plantaardige cel
De functies van de celmembraan, de celkern en het cytoplasma zijn bij een dierlijke en plantaardige cel hetzelfde.....

De celwand is een stevig laagje om de cel heen.  Deze zorgt voor stevigheid. Het is geen deel van de cel, maar ligt eromheen. Het is een tussencelstof.

Slide 11 - Tekstslide

Plantaardige cel
De meeste planten hebben midden in de 
cel één grote vacuole. Dat is een blaasje 
gevuld met vocht (water met opgeloste stoffen). 

In het cytoplasma kunnen plastiden voorkomen. Dat zijn korrels met een speciale functie. Er zijn verschillende plastiden, zoals bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels;


Slide 12 - Tekstslide

Plastiden:

  • Bladgroenkorrels: komen voor in de groene delen van een plant. In de bladgroenkorrels vindt de fotosynthese plaats.
  • kleurstofkorrels: Deze vind je in de cellen van bloemen en vruchten met een rode, oranje of gele kleur. 
  • zetmeelkorrels; Deze zitten bijvoorbeeld in de cellen van aardappels. In zetmeelkorrels is zetmeel opgeslagen. De korrels hebben geen kleur. Als je deze onder een mircoscoop wilt bekijken, moet je een beetje paarse vloeistof toevoegen om ze beter te kunnen zien. 

Slide 13 - Tekstslide

Celorganellen:

Delen van een cel die een eigen functie hebben, noem je celorganellen
Voorbeelden hiervan zijn de celkern, de vacuole en plastiden. 

In dierlijke en plantaardige cellen komen nog veel ander celorganellen voor die je misschien in de bovenbouw gaat leren. 

Slide 14 - Tekstslide

Plantaardige cel
(onder microscoop)
Dierlijke cel
(onder microscoop)

Slide 15 - Tekstslide

Ruil nu je boek met je buurvrouw/buurman.


......want die gaat jouw gemaakte opdrachten nu nakijken. 

Slide 16 - Tekstslide

1a - meerdere cellen

1b - De vorm van een cel hangt samen met de functie van de cel.

1c - Bloed moet door de bloedvaten stromen. Met uitsteeksels zouden de bloedcellen aan elkaar en aan de wanden van de bloedvaten blijven hangen.

1d - organel

Slide 17 - Tekstslide

2a - 
nummer 1 = cytoplasma
nummer 2 = celkern
nummer 3 = celmembraan

2b - Daardoor kan de cel stoffen opnemen en afgeven.

2c - De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt.

2d -  

Slide 18 - Tekstslide

3a -
1 = celmembraan
2 = celkern
3 = cytoplasma
4 = vacuole
5 = bladgroenkorrel
6 = celwand

3b - nummer 5
3c -
Bladgroenkorrels: hierin vindt fotosynthese plaats. Ook geven de bladgroenkorrels planten hun groene kleur.

Kleurstofkorrels: geven bloemen en vruchten hun kleur.

Zetmeelkorrels: hierin wordt zetmeel opgeslagen.

Slide 19 - Tekstslide

5a - in de celwanden

5b - van haar voedsel

6a -
Van een plant, want de cellen hebben een celwand, bladgroenkorrels en een vacuole.
6b - 
preparaat 1 = al deze delen
preparaat 2 = celkern + celmembraan + cytoplasma

preparaat 3 = al deze delen
preparaat 4 = celkern + celmembraan + cytoplasma

Slide 20 - Tekstslide

Ruil nu je boek met je buurvrouw/buurman.


......zodat je je eigen werkboek weer terug hebt.  

Slide 21 - Tekstslide

leerdoelen 2.4

  1. Ik kan de kenmerken van chromosomen noemen.
  2. Ik kan de bouw en functie van DNA beschrijven. 

Slide 22 - Tekstslide

De celkern
Elke dierlijke en plantaardige cel heeft een celkern.

Op de afbeelding hiernaast zie je een dierlijke cel en hierop is de celkern heel goed te zien.


dierlijke cel met celkern

Slide 23 - Tekstslide

Celkern
In de celkern zit belangrijke erfelijke informatie opgeslagen. 

In elke celkern liggen lange dunne draden: 
de chromosomen

Slide 24 - Tekstslide

Chromosomen
Ze liggen in de celkern als een wirwar door elkaar.

Onder een microscoop kun je de chromosomen niet zien, behalve als een cel zich gaat delen. Dan worden de chromosomen korter en dikker en zijn ze wel zichtbaar. 

Slide 25 - Tekstslide

Lichaamscellen
Je lichaam is opgebouwd uit cellen:
Huidcellen, spiercellen, levercellen, etc.

De cellen waaruit je lichaam is opgebouwd, heten lichaamscellen.

Slide 26 - Tekstslide

Lichaamscellen
Menselijke lichaamscellen hebben 46 chromosomen. 

Bij andere organismen kan het aantal chromosomen in de lichaamscellen anders zijn.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Bouw DNA
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit de stof DNA.

Wenteltrap met meer dan een miljoen treden.

Elke trede bestaat uit 2 stukken die precies in elkaar passen. Deze stukken heten basen.

Slide 29 - Tekstslide

Bouw DNA
Er zijn 4 verschillende basen.  

Ze worden aangegeven met de letters;
 A T , C en G. 

Eén paar noemen we een basenpaar. 
A-T  Basenpaar
C-G   Basenpaar

Slide 30 - Tekstslide

Functie van DNA
In het DNA ligt enorm veel informatie opgeslagen. 
Het DNA bevat de informatie voor bijna al je eigenschappen.

Bijvoorbeeld je oogkleur: 
het DNA bepaalt welke kleurstoffen worden gevormd in de iris van het oog.

Slide 31 - Tekstslide

Erfelijk of niet?

Slide 32 - Tekstslide

erfelijke eigenschappen
De informatie in je DNA erf je van je ouders 
(de helft van je vader en de helft van je moeder). 

Eigenschappen waarvoor je de informatie van je ouders erft, noem je erfelijke eigenschappen. 

Voorbeelden van erfelijke eigenschappen zijn je oogkleur, de vorm van je gezicht en hoe lang je kunt worden. 


Slide 33 - Tekstslide

erfelijke eigenschappen
  • Elke cel bevat alle erfelijke informatie van een organisme. 
  • Een cel gebruikt alleen die informatie die hij nodig heeft. 
  • Welke eigenschappen je precies krijgt in je leven, heeft niet alleen te maken met je DNA;
  • Ook je omgeving en je leefwijze hebben                                     daar invloed op. Hoe lang je wordt heeft                        bijvoorbeeld ook te maken met wat je eet. 

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk voor volgende les=
wat niet meteen in magister kan worden gezet i.v.m. nieuwe rooster. 

maak van thema 2
van basisstof 2.4
opdrachten 1 t/m 11,  
ja dus ook opdracht 10+ en samenhang 11

Slide 35 - Tekstslide

afronden leerdoelen

2.4 - De celkern


leerdoelen:
  • Ik kan de kenmerken van chromosomen noemen. 
  • Ik kan de bouw en functie van DNA beschrijven. 

Slide 36 - Tekstslide