V1C 15.3.2019

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Bienvenue

Aujourd'hui c'est le 15 mars 

Importante: 

• SO Chapitre 5: 20 ou 22 mars
• Repetitie Chapitre 5: 27 mars, deuxième heure  

Qu'est-ce qu'on va faire?

1. Répeter les nombres 
2. Corriger les dévoirs 
3. Grammaire, H
4. Les dévoirs  pour le 20 mars 

Répéter: les nombres 

Schrijf het goede getal op:

Quatre-vingt-huit 

Soixante-seize 

Quatre-vingt-douze 

Cent-vingt-trois 

Quatre-cents-cinquante

Neuf-cents-quatre-vingt-cinq 

Oplossing: 

88
76
92
123
450
985

 Corriger les dévoirs 

Ex. 27 - 30 

Ex. 30: 

1. ik geef ongeveer 400 euro uit per jaar 

> Je dépense environ 400 euros par an

 2. Dit weekend ga ik winkelen

> ce week-end je vais faire les magasins 

Le verbe 'aller' et le futur proche

Het werkwoord gaan is in het Frans aller.

Aller is een onregelmatig werkwoord. 

Welke onregelmatige werkwoorden weet je nog meer?

Le verbe aller

Je vais (ik ga)

Tu vas (jij gaat)

Il/elle/on va (hij/zij/men gaat)

Nous allons (wij gaan)

Vous allez (jullie gaan / u gaat) 

Ils/elles vont (zij gaan) 

Le futur proche

De futur proche in het Nederlands: de nabije toekomst, is een werkwoordtijd. Het drukt iets uit dat zo dadelijk of straks gaat gebeuren. 

In de nabije toekomst gebruiken we het werkwoord gaan + hele werkwoord. Bijvoorbeeld: ik ga zo opruimen

In het Frans is dat precies hetzelfde: aller + infinitif.  

Bijvoorbeeld: Je vais ranger ma chambre 

Au travail! 

Opdracht 31 B maken we klassikaal

Onderdeel C & D maak je zelfstandig. 

Le verbe aller: 

Je vais (ik ga)

Tu vas (jij gaat)

Il/elle/on va (hij/zij/men gaat)

Nous allons (wij gaan)

Vous allez (jullie gaan/u gaat)

Ils/elles vont (zij gaan)

Om de futur proche te maken:

Vervoeging van werkwoord aller + infinitif (hele werkwoord)

Bijv: Tu vas découvrir la ville?

Les dévoirs pour le 20 mars

Faire: 

• exercice 31 c & d

Apprendre: 

• les nombres
• Grammaire H 
• Vocabulaire A,B,E,F en G