Leesvaardigheid - herhaling klas 1 en 2

Leesvaardigheid 
Herhaling klas 1 en 2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid 
Herhaling klas 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Leesstrategieën
- Verkennend (eerste indruk)
- Nauwkeurig (begrijpen)
- Zoekend
- Studerend (leren)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdgedachte
- belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt
- een zin, geen vraagzin
- de hoofdgedachte vind je zo:
1. je zoekt het onderwerp van de tekst;
2. je stelt jezelf de vraag wat het belangrijkste is wat de schrijver over het onderwerp zegt.

Kijk altijd eerst naar de titel, inleiding en daarna naar het slot.
-soms staat in de inleiding of het slot een samenvatting
- in de inleiding staat een vraag, in het slot het antwoord
- de inleiding noemt een mening, slot een conclusie

Slide 4 - Tekstslide

Tekstdoel
- Wat is het doel van de schrijver
- informeren: de schrijver wil je informatie geven
- amuseren: de schrijver wil je vermaken
- overtuigen: de schrijver wil dat de lezer het met hem eens is
bv. filmbespreking
- activeren: de schrijver wil dat de lezer iets gaat doen
bv. advertentie

Slide 5 - Tekstslide

Tekstsoort 
Tekstsoort: teksten die hetzelfde tekstdoel hebben.
informatieve teksten: informeren
betogende teksten: overtuigen
activerende teksten: activeren
amuserende teksten: amuseren

Slide 6 - Tekstslide

Tekstvorm
Elk tekstsoort heeft verschillende vormen.
informatieve teksten: nieuwsbericht en handleiding 
betogende teksten: ingezonden brief en recensie
activerende teksten: advertentie en oproep
amuserende teksten: verhaal en liedtekst

Slide 7 - Tekstslide

Nu in een schema

Slide 8 - Tekstslide

Tekstopbouw
driedeling: inleiding - kern - slot
tweedeling: inleiding - kern

Slide 9 - Tekstslide

De inleiding
- Je maakt kennis met het onderwerp
- Vaak gebeurt dit met een anekdote (een kort verhaaltje) of een voorbeeld
- Soms lees je wat de aanleiding is voor het schrijven van de tekst.

Slide 10 - Tekstslide

Kern
In het middenstuk vind je de DEELONDERWERPEN
Stel het onderwerp is SPORTEN IN EEN TEAM, dan kunnen deelonderwerpen zijn: 
- voorbeelden van teamsporten
- voordelen en nadelen van teamsporten
* Soms geven tussenkopjes de deelonderwerpen aan.

Slide 11 - Tekstslide

Slot
- Het slot is het laatste deel van de tekst.
- In het slot wordt het belangrijkste vaak herhaald:
samenvatting of conclusie.
- Soms wordt in het slot een advies gegeven of naar de toekomst gekeken.

Slide 12 - Tekstslide

Opbouw van een alinea
- meestal een duidelijke opbouw
- hoofdmedeling en toelichting
- hoofdmedeling staat in de kernzin
- kernzin vaak eerste, tweede of laatste zin

Slide 13 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken: 
*de belangrijkste informatie in een tekst
* staan meestal in de inleiding en worden herhaald in het slot
* vind je in de 1e of laatste zin van een alinea.
Bijzaken:
* vind je in een uitleg of voorbeeld (na een hoofdzaak)

Slide 14 - Tekstslide

Tekstverband
Verband tussen woorden, zinnen en alinea's,
Signaalwoorden geven vaak een tekstverband aan.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken: 
*de belangrijkste informatie in een tekst
* staan meestal in de inleiding en worden herhaald in het slot
* vind je in de 1e of laatste zin van een alinea (kernzin).
Bijzaken:
* vind je in een uitleg of voorbeeld (na een hoofdzaak)

Slide 17 - Tekstslide

Verwijswoorden
Een woord dat verwijst naar een eerder genoemd woord of een eerder genoemde zin.

Slide 18 - Tekstslide

Verwijswoorden
Vroeger wilde ik graag vrede op aarde creëren en honger uitroeien. Nu besef ik dat de kans bestaat dat dat niet gaat lukken.

Wat gaat niet lukken?

Slide 19 - Tekstslide

Verwijswoorden
Vroeger wilde ik graag vrede op aarde creëren en honger uitroeien. Nu besef ik dat de kans bestaat dat dat niet gaat lukken.

Wat gaat niet lukken?
 vrede op aarde creëren en honger uitroeien

Slide 20 - Tekstslide

Laatste tips!
- Lees de opdracht / vragen goed
- Blijf zo dicht mogelijk bij de tekst (verzin niet zelf de antwoorden)
- Formuleer (herhaal de vraag in je antwoord en let op spelling)
- Controleer je antwoorden

Slide 21 - Tekstslide