2D, 3D, 4D

Hoofdstuk 2
2D, 3D
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2
2D, 3D

Slide 1 - Tekstslide

2D, 3D of 4D.
Wat weet je al?

Slide 2 - Woordweb

Doel van vandaag
Je kent de verschillen tussen 2D,en 3D.
Je kent de 2D en 3D basisvormen.

Slide 3 - Tekstslide

 

Welke vormen zie je hier?
Het antwoord vind je onder het vinkje.
cirkel, vierkant, driehoek, rechthoek, ovaal

Slide 4 - Tekstslide


Is een cirkel hetzelfde als een ovaal?

waarom wel of niet?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag


Is een vierkant hetzelfde als een rechthoek?

waarom wel of niet?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

2D
2D staat voor tweedimensionaal. 

Vormen die 2D zijn, hebben een lengte en een breedte. 
Een voorbeeld van een 2D vorm is een A4 papier: 
je ziet de lengte en breedte. 

2D is vlak: er zit geen diepte in. 

Welke vorm heeft het A4 papier, als je kijkt naar de basisvormen?

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag!
Zoek bij iedere basisvorm 1 voorwerp, die 2D is. 

Let op: 2D is vlak en heeft dus geen diepte. 
 
Veel succes!

Vind je het lastig om aan de slag te gaan? Blijf dan nog even zitten. 
Juf geeft je dan een aantal tips, die onder het vraagteken staan. 
Tip: kijk in de papierkast en zoek naar verschillende (vouw) blaadjes. 

Slide 8 - Tekstslide



Welke vormen zie je hier?
Het antwoord vind je onder het vinkje.
bol, kubus, piramide, kegel, cilinder

Slide 9 - Tekstslide

Vergelijk met elkaar. 
Wat is er anders bij de tekeningen?
Wat hebben de verschillen voor functie?

Slide 10 - Tekstslide

3D
Het is je waarschijnlijk wel opgevallen: 
de stippellijntjes maken een vorm 3D (driedimensionaal).

3D wil zeggen dat de vorm niet alleen een lengte en breedte heeft 
(zoals bij 2D), maar ook een diepte. 

Denk bijvoorbeeld aan een zwembad.

Let op: de namen van de basisvormen veranderen bij 3D. We spreken dus bijvoorbeeld niet meer over een cirkel, maar over een bol. 

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Zoek bij iedere basisvorm 1 voorwerp, die 3D is. 

Let op: kijk goed naar de basisvormen!


Vind je het lastig om aan de slag te gaan? Blijf dan nog even zitten. 
Juf geeft je dan een aantal tips, die onder het vraagteken staan. 
Tip: kijk eens in het speellokaal. Daar liggen bijvoorbeeld ballen en pionen. 

Slide 12 - Tekstslide

Wist je dat..?
Escher is een beroemd kunstenaar. 

Hij maakte verschillende 3D ontwerpen, 
die eigenlijk niet konden. 

Kijk maar eens naar deze 3D kubus. 
Wat klopt er niet?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Kijken volgens het cirkelmodel.
Je gaat zometeen kijken naar een schilderij van Escher. 

Er staan een aantal vragen bij. Praat daar samen over. 

Slide 15 - Tekstslide

Beschouwing
Wat gebeurt er in dit kunstwerk?


Slide 16 - Tekstslide

Onderzoek
Welk materiaal heeft 
Escher gebruikt?

Waarom denk je dat? 


Slide 17 - Tekstslide

Werkwijze
Neem een potlood en houtskool. 

Probeer maar eens. 

Welk materiaal zou Escher gebruikt hebben?

Slide 18 - Tekstslide

Reflectie
Dit schilderij heet:

Dag en nacht. Op de achtergrond zie je een Nederlands landschap.

Wat kun je nog meer ontdekken?

Slide 19 - Tekstslide

Tekenen maar!
Je kent nu de verschillen tussen 2D en 3D.  

Laten we samen gaan tekenen om het verschil duidelijk te maken. 

Verzamel de volgende voorwerpen:
2 vellen wit papier
Potlood
Gekleurde stiften
Gum



Slide 20 - Tekstslide

Stap 1
2D
Neem 1 vel papier. 

Leg je hand op het papier en trek deze over
met potlood. 

Zorg ervoor dat je vingers duidelijk te zien zijn. 

Je hoeft geen details zoals nagels te tekenen.
De omtrek is genoeg.

Je 2D tekening is nu klaar. 

Slide 21 - Tekstslide

Stap 1
3D
Neem nu een nieuw vel papier.

Herhaal stap 1 van 2D tekenen. 

Trek je hand dus over op een vel papier. 

Slide 22 - Tekstslide

Stap 2
3D
Kies 4 verschillende kleuren stift. 

Trek een lijn richting de omtrek van je hand.

Teken OP de hand een boog. 
(Let op het voorbeeld)
Herhaal dit.

Zorg ervoor dat de lijnen netjes naast elkaar lopen.

Slide 23 - Tekstslide

Stap 3
3D

Ga zo door totdat de hele hand gevuld is 
met kleur. 

Klaar? 

Zie je nog potlood? Gum deze dan weg.

Slide 24 - Tekstslide

Praat er samen over.
Je hebt nu twee tekeningen. 

Allebei de tekeningen zijn van een hand. 

Toch zijn er verschillen. Welke verschillen zie je?

Wat is het verschil tussen 2D en 3D?

Slide 25 - Tekstslide

4D
Wie in de binnenstad van Zwolle is geweest heeft het vast 
wel eens gezien: 4D.

Wie heeft de street art daar gezien?

Wat zag je?

Slide 26 - Tekstslide

4D
4D is goed uit te leggen met street art: 
als je in het midden van het kunstwerk gaat staan, 
lijkt het net alsof je midden in het kunstwerk hoort. 

Je moet dan vaak kijken vanaf een speciaal kijkpunt, zodat je het 
zo goed mogelijk kunt zien. Hierna zie je een aantal voorbeelden. 

Slide 27 - Tekstslide

4D

Slide 28 - Tekstslide

4D

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag!
Je hebt nu een 2D en 3D tekening gemaakt. 



Slide 30 - Tekstslide

Terugkijken.
Wat heb je geleerd?

Slide 31 - Woordweb