Past Simple vs Present Perfect

Past simple + Present perfect
Lesson goal: At the end of this lesson you know how the past simple and present perfect are formed.
Also, you learn when to use a past simple and when to use a present perfect in a sentence.  
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Past simple + Present perfect
Lesson goal: At the end of this lesson you know how the past simple and present perfect are formed.
Also, you learn when to use a past simple and when to use a present perfect in a sentence.  

Slide 1 - Tekstslide

When do you use a past simple?
Je gebruikt de past simple om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.
Vaak staat er een tijdsbepalingg in de zin zoals yesterday, last year, in 1980, when I was a child etc.
Examples:
• It happened in 1870.
• He saw her last week
• We first met a year ago.





Slide 2 - Tekstslide

Past simple in affirmative sentences
Look at the following sentences. Do you recognize the past simple?
- I was in London last year. (be)
- We saw this film last night. (see)
- They bought the same dress yesterday. (buy)
- I worked really hard last year (work)

Slide 3 - Tekstslide

Wat zet je achter een regelmatig werkwoord om er een past simple van te maken?

Slide 4 - Open vraag

Bij de onregelmatige werkwoorden is de ……………..vorm de past simple.

Slide 5 - Open vraag

Past simple (questions)
Look at the following sentences. Can you recognize the past simple?
- Was I in London last year? (be)
- Did we see this film last night ?(see)
- Did they buy the same dress yesterday? (buy)
- Did I work hard last year? (work)

Slide 6 - Tekstslide

Hoe maak je een vraagzin in de past simple?

Slide 7 - Open vraag

Past simple (negations--> ontkenningen)
Look at the following negations. 
- I wasn't in London last year. (be)
- We didn't see this film last night. (see)
- They didn't buy the same dress yesterday. (buy)
- I didn't work hard last year (work)

Slide 8 - Tekstslide

Hoe maak je een ontkenning met de past simple?

Slide 9 - Open vraag

Samenvattend

Bij bevestigende zinnen krijgt de stam -ed of verandert in
          de 2de vorm omdat het een onregelmatig werkwoord is.
Bij ontkennende zinnen komt "didn't" erbij en de stam blijft hetzelfde
Bij vragende zinnen begin je met "did" en de stam blijft hetzelfde
Met het werkwoord "to be" hoef je de bovenste regels niet te volgen en
          alleen "was/were/wasn't/weren't" te gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide

Present perfect in affirmative sentences

- My father has lived in Rome for two years. (live)
- I have been in New York for a week. (be)
- They have known each other since 2013. (know)

Slide 11 - Tekstslide

Hoe maak je een present perfect (regelmatige werkwoorden)?

Slide 12 - Open vraag

Hoe maak je een present perfect (onregelmatige werkwoorden)?

Slide 13 - Open vraag

Present perfect (negations)


- My father has not (hasn't) lived in Rome for two years. (live)
- I have  not (haven't) been in New York for a week. (be)
- They have not (haven't) known each other since 2013. (know)

Slide 14 - Tekstslide

Present perfect (questions)


- Has my father lived in Rome for two years? (live)
- Have  been in New York for a week? (be)
- Have they known each other since 2013? (know)

Slide 15 - Tekstslide

Hopelijk viel je het volgende op...

  • Er komt have (I, you, we, they) of has (he,she, it) in voor.
  • De  stam krijgt  -ed of verandert in
              de 3de vorm
  • Bij ontkennende zinnen komt not  achter has/have
  • Bij vraagzinnen komt has/have vooraan in de zin. 
     
              
          

Slide 16 - Tekstslide

When do you use a present perfect? 
- Je gebruikt de present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is.
I have lived in Groningen since 1998
- Om te praten over ervaringen en over gebeurtenissen waarvan je nu het resultaat merkt.
I can't find my keys. I have lost them. 
Look! She has broken her leg.
So far, I haven’t heard from him.
I have never been to London.

Slide 17 - Tekstslide

Signaalwoorden present perfect
Belangrijke signaalwoorden om uit je hoofd te leren;
- since, for, just, ever, never, yet, already, so far, up till know, (for)how long, lately?
• How long have you been here?
• Have you read any good books lately?
• He has never had a date with her.
• So far, I haven’t heard from him.


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Exercise 1
Schrijf het voltooid deelwoord op van het gegeven werkwoord.
5 open opgaves.

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
throw

Slide 21 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
fall

Slide 22 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
cycle

Slide 23 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
paint

Slide 24 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
hide

Slide 25 - Open vraag

Exercise 2 voorbereiding
Denk aan de 3 vragen: 
1. Is het op dit moment nog aan de gang?
Ja = present perfect         nee = vraag 2
2. Gaat het over ervaringen tot nu toe?
Ja = present perfect          nee = vraag 3
3. Is het resultaat van de actie nu merkbaar?
Ja = present perfect          nee = past simple

Slide 26 - Tekstslide

Exercise 2
Kies de juiste vorm van de present perfect  of de past simple
5 meerkeuze opgaves.

Slide 27 - Tekstslide

I ___ very poorly; I am very tired now.
A
have sleeped
B
have slept
C
slept

Slide 28 - Quizvraag

I ___ something wrong and then I became ill. I am better now.
A
have eaten
B
ate
C
eaten

Slide 29 - Quizvraag

We ___ that film several times before.
A
have watched
B
watcht
C
has watched

Slide 30 - Quizvraag

Yesterday, I ___ a new TV.
A
have bought
B
buyed
C
bought

Slide 31 - Quizvraag

You ___ your coat at my place yesterday.
A
have left
B
leaved
C
left

Slide 32 - Quizvraag

Exercise 3
Vul zelf de juiste vorm in van de
present perfect  of de past simple.
Schrijf de hele zin op!
Succes!
5 open opgaves.

Slide 33 - Tekstslide

Fill in past simple or present perfect.
Jack .........(finish) work an hour ago.

Slide 34 - Open vraag

I ..................(be) a teacher since 2010.

Slide 35 - Open vraag

The artist ___ on his painting for several weeks now. (work)

Slide 36 - Open vraag

They ___ for treasures since 1999. (search)

Slide 37 - Open vraag

I can't find my books. I ___ everywhere! (look)

Slide 38 - Open vraag

It ___ yesterday. I bought an umbrella. (rain)

Slide 39 - Open vraag

My sister ___ my phone and now it's lost. (borrow)

Slide 40 - Open vraag