PO-uren betrouwbare bronnen

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
InformatievaardighedenMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

In tweetallen gaan de leerlingen op zoek naar de naam van de hond van Mark Rutte. Ze gebruik hiervoor verschillende zoekmachines (die verdeel je zelf onder de leerlingen) en verschillende strategieën. Mark Rutte heeft geen hond. Hiermee kom je er achter hoe de leerlingen de zoekmachines gebruiken, de verschillende bronnen die je krijgt bij verschillende zoekmachines en hoe leerlingen bronnen selecteren. Dit bespreek je na.

Waar of niet waar: als je in Google zoekt, is het handig om een hele vraag te typen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Het antwoord is niet waar. 

Slide 7 - Tekstslide

Tip 1: Je zoekt het best met 2-5 zoekwoorden. Met één woord krijg je namelijk teveel resultaten. En met teveel woorden heeft de zoekmachine geen idee wat hij aan elkaar moet koppelen

Slide 8 - Tekstslide

Gebruik woorden als tweede en derde zoekwoord, die vertellen wat de reden is van je zoektocht. Er is tenslotte een reden waarom je iets zoekt. Dat extra woord gaat eigenlijk over de informatie die je zoekt. Bijvoorbeeld: Groningen Tweede Wereldoorlog slachtoffers

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden voorspellen. Een zoekmachine kijkt of hij je zoekwoorden kan vinden. Probeer je bij het intypen van je zoekwoorden eens te verplaatsen in de schrijver. Hoe zou jij de informatie opschrijven? Bedenk het en voorspel zo een stukje tekst, als antwoord op je zoekopdracht. Zoek je bijvoorbeeld naar het voedsel wat een tijger eet? Dan zoek je eigenlijk naar een tekst die die begint met: ...tijger eet... Antwoorden voorspellen is namelijk veel effectiever dan het stellen van vragen aan een zoekmachine. Eigenlijk best wel logisch! Je ziet dat in het voorbeeld de woorden tussen aanhalingstekens staan. Dat is een zoekoperator. Daar vertel ik straks nog wat over

Slide 10 - Tekstslide

Je kunt zoekoperatoren gebruiken om nog beter te zoeken. Bijvoorbeeld de aanhalingstekens uit tip 3, die zorgen ervoor dat je precies op deze woorden zoekt. Of je plaatst het Engelse woord OR tussen twee woorden als een van deze woorden zoekt.

Slide 11 - Tekstslide

Is het mogelijk?
Is het haalbaar?
Bron (vinkje, retweet)
Betrouwbaarheid Twitter/sociale media
Meerdere bronnen raadplegen
Foto (Photoshop?)

Hoe bepaalden de leerlingen in de video of een bron echt of nep was?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Checklist voor websites
• De URL is betrouwbaar en duidelijk.
• Het is duidelijk wie de maker/schrijver van de website is.
• De maker/schrijver van de website is deskundig.
• Er staan contactgegevens op de website.
• Het doel van de website is duidelijk.
• De site bevat geen reclame.
• De site bevat bronvermeldingen.
• De site wordt regelmatig bijgewerkt.
• Alle links op de site werken.
• De site ziet er netjes en overzichtelijk uit.
• Er staan geen taal- of typfouten op de site.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Zoek 5 websites die je voor je verslag kunt gebruiken. 
1. Zoek 5 websites
2. Bepaal zelf de betrouwbaarheid
3. Wissel uit met je buur: Hoe herken je een betrouwbare bron?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies