Les 2: Hulp bieden bij mobiliteit -deel 2-

Hulp bieden bij mobiliteit
Hoofdstuk 24, blz. 278 van het blauwe boek

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
basiszorgMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hulp bieden bij mobiliteit
Hoofdstuk 24, blz. 278 van het blauwe boek

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

Spieren
  • De gewrichten tussen de botten maken bewegingen mogelijk.
  • Deze bewegingen ontstaan door het samentrekken van spieren. 

Slide 3 - Tekstslide

Een spier zwelt op als deze samengetrokken wordt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Schedel
De belangrijkste functie van de schedel is de bescherming van je hersenen.

Slide 5 - Tekstslide

Opbouw schedel
De schedel bestaat uit:
  • aangezichtsschedel, met daarin je onderkaak, bovenkaak, jukbeenderen en neusbeentjes.
  • schedeldak, die bestaat uit het voorhoofdsbeen, de wandbeenderen, het achterhoofdsbeen en de slaapbeenderen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Hoe heet de ruimte tussen de schedelbeenderen bij een baby?

Slide 8 - Open vraag

Wervelkolom

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Schoudergordel
De schoudergordel wordt gevormd door:
  • 2 sleutelbeenderen
  • 2 schouderbladen

Slide 11 - Tekstslide

Bekkengordel

Slide 12 - Tekstslide

De ledenmaten
Een ledemaat is een onderdeel van je lichaam dat aan de romp hangt en door de spieren bewogen kan worden (armen en benen).

Slide 13 - Tekstslide

Benoem de onderdelen
die behoren je armen.

Slide 14 - Woordweb

Benoem de onderdelen
die behoren bij je benen.

Slide 15 - Woordweb

Hoe heet het bot aan de bovenkant van je arm?

Slide 16 - Open vraag

Uit welke botten bestaat je onderarm?

Slide 17 - Open vraag

Het dijbeen zit aan de bovenkant van je been.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Uit welke onderdelen bestaat
het onderbeen

Slide 19 - Open vraag

Handen 
  • Het gewricht tussen je handen en arm bestaat uit handwortelbeentjes.
  • Je hand bestaat uit middenhandsbeentje en vingerkootjes.
  • Elke vinger heeft 3 vingerkootjes met uitzondering van de duim.

Slide 20 - Tekstslide

Voeten
  • De voetwortelbeentjes zijn groter dan de handwortelbeentjes.
  • Elke teen heeft 3 teenkootjes met uitzondering van de dikke teen, deze heeft er maar twee.

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
Werkboek blz. 366-370 (t/m opdracht 7).

Slide 22 - Tekstslide