6.1 Snelheid en remmen 2BK

Hoofdstuk 6
Het auto-ongeluk
Paragraaf 1
Snelheid en remweg
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6
Het auto-ongeluk
Paragraaf 1
Snelheid en remweg

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
– Je weet wat snelheid is.
– Je weet hoe je gemiddelde snelheid kunt uitrekenen.
– Je weet waar de remweg van een voertuig van afhangt.
– Je weet hoe je kilometer per uur en meter per seconde afkort.

Slide 2 - Tekstslide

Je fietst naar school. Je fietst heel snel. Plotseling moet je remmen. Wat gebeurt er dan met je snelheid?
A
Je snelheid wordt kleiner
B
Je snelheid wordt groter

Slide 3 - Quizvraag

Sleep de afkorting naar de naam.
kilometer
meter
uur
seconde
meter per seconde
kilometer per uur
s
km/u
m/s
km
m
u

Slide 4 - Sleepvraag

Bij snelheid en remmen horen grootheden. Sleep de eenheid naar de goede grootheid. Er horen meer eenheden bij 1 grootheid.
snelheid
afstand
tijd
kilometer per uur
meter
meter per seconde
seconde
uur
kilometer

Slide 5 - Sleepvraag

Snelheid en remweg
Als je fietst, fiets je met een bepaalde snelheid. Als je bijna te laat bent voor school, fiets je sneller dan wanneer je mooi op tijd bent. 
Je kunt je snelheid aflezen op een snelheidsmeter.
De snelheid in een auto wordt aangegeven in kilometer per uur.

Slide 6 - Tekstslide

Rekenen met snelheid
Als je naar school fietst, fiets je met een bepaalde snelheid. Je fietst dan bijvoorbeeld met een gemiddelde snelheid van 15 km/u. Dan fiets je in 1 uur 15 kilometer. In 2 uur fiets je 30 ( 2 x 15) kilometer. In een half uur fiets je dan 7,5 kilometer. (0,5 x 15). Je hebt dus een afstand, een tijd en een snelheid.
Snelheid kun je berekenen met een formule.
De formule is :                     snelheid = afstand : tijd
Stel, je moet naar Holten fietsen. De afstand is 15 kilometer. Je doet daar 1,5 uur over. Wat is dan je snelheid?
snelheid = 15 : 1,5
snelheid = 10 km/u

Slide 7 - Tekstslide

Maken
maak nu de opgaven 1 t/m 8 op bladzijde 108 / 109 van je boek.

Slide 8 - Tekstslide

Gemiddelde snelheid
In het verkeer spreek je van een gemiddelde snelheid. 
Waarom? 
Omdat je in het verkeer nog wel eens moet remmen voor een auto of stoppen voor een verkeerslicht. Je kunt dus niet met dezelfde snelheid de hele weg blijven fietsen.
De gemiddelde snelheid bereken je met dezelfde formule. 

Slide 9 - Tekstslide

Als je snelheid wilt bereken moet je de volgende formule gebruiken:
=
Afstand
Tijd
Snelheid

Slide 10 - Sleepvraag

Sleep de afbeelding naar het juiste woord.
Snelheid
Tijd
Afstand

Slide 11 - Sleepvraag

Voor welke grootheid worden de volgende meetinstrumenten gebruikt?
computer op fietsstuur 
geodriehoek 
horloge
kilometerteller in auto
liniaal 
rolcentimeter
stopwatch 
zandloper 
Afstand
Afstand
Afstand
Snelheid
Snelheid
Tijd
Tijd
Tijd

Slide 12 - Sleepvraag

Hoeveel seconden zitten er in 1 minuut?

Slide 13 - Open vraag

Hoeveel minuten heeft een uur?

Slide 14 - Open vraag

30 minuten is
A
0,3 uur
B
1 uur
C
0,5 uur
D
0,18 uur

Slide 15 - Quizvraag

De heer Dangremond loopt 20 km hard.
Hij doet hier 1 uur en 30 min over. Wat is zijn gemiddelde snelheid?
(Gemiddelde snelheid = Afstand : tijd)

Slide 16 - Open vraag

Maken
opgave 9 t/m 20 op bladzijde 111, 112 en 113.


Slide 17 - Tekstslide

wat is de remweg?

Slide 18 - Tekstslide

remweg
De afstand die een voertuig nodig heeft om stil te staan noemen we een remweg.

Hoe harder je rijdt, hoe langer de remweg.

Slide 19 - Tekstslide

remweg
De remweg is afhankelijk van :
  • de snelheid
  • de remmen ( slechte remmen, de remweg is langer )
  • de massa ( massa groter, remweg groter)
  • de weg (de remweg is langer als de weg glad is door regen, sneeuw of ijzel) 
  • de banden ( goede banden , korte remweg)

Slide 20 - Tekstslide

Wat bepaalt de remweg?
Afstand tijdens het remmen. 
Snelheid: hoe sneller hoe langer de remweg
Remkracht: hoe krachtiger je remt hoe korter de remweg
Soort wegdek en toestand: Nat wegdek langere remweg. Glad asfalt langer dan grind. 
Bandenprofiel: patroon en diepte van de groeven op de band. Winter/zomerbanden.
Gewicht van het voertuig: Hoe zwaarder hoe langer de remweg. 

Slide 21 - Tekstslide

Maken
Opgave 21 t/m 27 op bladzijde blz. 115


Slide 22 - Tekstslide

Heb je alles gemaakt?
Heb je het nagekeken?
Het nakijkboek vind je in Team N&T.
Nakijken doe je met een andere kleur pen. Je zet een krul als het antwoord goed is. Je verbetert je antwoord als je het fout hebt.
Maak een foto en stuur de foto via Teams naar je docent.
Alles gemaakt?
opgaven 1 t/m 8 op bladzijde 108 / 109;
opgave 9 t/m 20 op bladzijde 111, 112 en 113;
Opgave 21 t/m 27 op bladzijde blz. 115.

Slide 23 - Tekstslide