‹Terug naar zoeken

Het bijvoeglijk naamwoord + het bepaald lidwoord

 ¡Bienvenidos a la clase!
18  de 
marzo 2024
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

 ¡Bienvenidos a la clase!
18  de 
marzo 2024

Slide 1 - Tekstslide

Bienvenidos a la clase de Español.
WAT DOEN WE VANDAAG?
  •  Lezen/ woordenschat leren La casa

  • Het bijvoeglijk naamwoord.

  • Het bepaald lidwoord.




Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen/ objetivos

Aan het eind van de les kan ik:


  1. Het bijvoeglijk naamwoord  in mannelijk en vrouwelijk vorm gebruiken.
  2. Het juiste bepaald lidwoord toepassen.
  3.  Je droom huis/ kamer kunnen beschrijven.





Slide 3 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 4 - Open vraag

Welke woorden zijn een bijvoeglijk naamwoord?
A
Marcos
B
Guapo
C
Alto
D
Chico

Slide 5 - Quizvraag

Voorbeelden van bijvoeglijk naamwoorden (SPAANS)

Slide 6 - Open vraag

Het bijvoeglijk naamwoord - ADJETIVO
- Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

-Geeft een kenmerk, eigenschap of toestand aan.

-In het Nederlands staat vaak direct voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

Slide 7 - Tekstslide

EL ADJETIVO
Het mooie meisje 
La chica guapa

Het bijvoeglijk naamwoord wordt altijd achter het zelfstandig naamwoord geplaatst i.p.v. ervoor zoals in het Nederlands.
De grote hond
El perro grande

De blauwe tafel
La mesa azul

Slide 8 - Tekstslide

El cielo azul                   - la camiseta azul
El hombre feliz            - la mujer feliz

El adjetivo singular 

El chico encantador    - la chica encantadora

Slide 9 - Tekstslide

El adjetivo plural 

Slide 10 - Tekstslide

  • Het bijvoeglijk naamwoord VERANDERT ALTIJD mee met het zelfstandig naamwoord:                                                                                                                            El chico guapo        - La chica guapa
El  coche grande        - Los  choches  grandes

  • Nationaliteiten zijn ook bijvoeglijk naamwoorden:                                                                                                    De  Spaanse  jongen.      - El chico español
Het  Nederlandse  meisje     - La chica holandesa
Alle bijvoeglijk naamwoorden en  nationaliteiten staan alleen in het mannelijke vorm in het woordenboek. 
Je moet het zelf veranderen naar vrouwelijk en/of meervoud.


Slide 11 - Tekstslide

La guapa chica
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

El profesor buena
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

La casa _______
A
verde
B
feo
C
bonito
D
grande

Slide 14 - Quizvraag

El cielo azul - La mesa azul
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

El coche amarillo - La silla amarillo
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Vrouwelijk vorm: El hermano mayor.
A
El hermana mayor.
B
La hermana mayor.
C
La hermana mayora.
D
La hermanas mayor.

Slide 17 - Quizvraag

 Hoe weet of een bijvoegelijke naamwoord mannelijk of vrouwelijk is?

Slide 18 - Tekstslide

Mannelijk of vrouwelijk?
1. Kijk eerst naar het lidwoord - EL ARTICULO

Slide 19 - Tekstslide

Staat er geen lidwoord
2. Kijk dan naar het zelfstandig naamwoord - Sustantivo
Sustantivos masculinos
Sustantivos femeninos
-o,    -e
-a
-n,   -r,   -s,  -l
-l,     -ma
-ma
-dad
-pa
-tad
-ta
-ed
-sion,   - ción
-dez,  -tis,   iz

Slide 20 - Tekstslide

La casa de Pepe

Slide 21 - Tekstslide

TB PG. 31
¿QUÉ TIPO DE TEXTO ES?

¿QUIÉN ESCRIBE EL MAIL?
¿PARA QUIÉN ES EL MAIL?
¿CUÁL ES EL TEMA?

Slide 22 - Tekstslide

TB PG. 31 WB PG. 75
timer
8:00

Slide 23 - Tekstslide

FRASES CLAVES
¿CÓMO ES TU CASA? GRANDE/PEQUEÑA
¿CUÁNTAS HABITACIONES HAY EN TU CASA?
¿CUÁLES SON?
¿CÓMO ES TU DORMITORIO?
¿QUÉ HAY/ TIENES EN TU DORMITORIO?
¿DÓNDE ESTÁ TU DORMITORIO?

Slide 24 - Tekstslide

Partes de la casa
de keuken
de woonkamer
de badkamer
de slaapkamer
het balkon
de garage
de tuin
het terras
de eetkamer
de kamer
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Partes de la casa

Slide 26 - Tekstslide

¿Qué parte de la casa es?

Slide 27 - Tekstslide

¿Qué parte de la casa es?

Slide 28 - Tekstslide

¿Qué parte de la casa es?

Slide 29 - Tekstslide

¿Qué parte de la casa es?

Slide 30 - Tekstslide

¿Qué parte de la casa es?
el dormitorio

Slide 31 - Tekstslide

Manos a la obra.  Tarea
Je gaat een korte beschrijving doen van je droom huis/ kamer :Inleveren bij de docent.
 Gram. Bron D PÁG 29  WERKWOORD TENER en woordenschat wb pág  85-86


timer
10:00

Slide 32 - Tekstslide

¿QUÉ ES?
A
LA COCINA
B
EL DORMITORIO
C
EL BAÑO
D
EL SALÓN

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

¿QUÉ ES?
A
EL COMEDOR
B
EL SALÓN
C
EL BAÑO
D
LA TERRAZA

Slide 35 - Quizvraag

¿QUÉ ES?
A
EL COMEDOR
B
EL SALÓN
C
EL BAÑO
D
LA TERRAZA

Slide 36 - Quizvraag

¿QUÉ ES?
A
EL COMEDOR
B
EL SALÓN
C
EL BAÑO
D
LA TERRAZA

Slide 37 - Quizvraag

Bepaalde lidwoorden en voorzetsels ''a'' en ''de''
Voorzetsel ''a'' 

a + la = a la
Vamos a + la panadería.
Vamos a la panadería.


a + el = al  
El lunes voy a + el colegio.
El lunes voy al colegio.

Voorzetsel ''de'' 

de + la = de la
Este vestido es de + la tienda.
Este vestido es de la tienda.


de + el = del  
Yo vivo cerca de + el Jumbo.
Yo vivo cerca del Jumbo.

Slide 38 - Tekstslide

Mañana voy ______ universidad.
A
al
B
a
C
del
D
a la

Slide 39 - Quizvraag

Me duele la cabeza. Mañana voy ________ doctor.
A
a la
B
al
C
a el
D
de la

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Video

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Mis amigos son ________ mismo país.
A
de el
B
de la
C
del
D
de

Slide 44 - Quizvraag

¿Qué?
¿Dónde?
¿Cómo?
Hay discotecas, centros comerciales, turistas....
En el sur de España.
La playa está a 14 km.
Casas blancas y gente simpática.
Por la carretera nacional.
En la provincia de Málaga.

Slide 45 - Sleepvraag

Marío vive en Casares.

A
¿Dónde vive Marío?
B
¿Qué vive Marío?
C
¿Cómo vive Marío?
D
¿Quién vive con Marío?

Slide 46 - Quizvraag

Marío vive 5 años en Casares.
A
¿Dónde tiempo vive en Casares?
B
¿Por qué tiempo vive en Casares?
C
¿Cuánto tiempo vive en Casares?
D
¿Quién tiempo vive en Casares?

Slide 47 - Quizvraag

Porque trabaja en un restaurante de Casares.
A
¿Cómo vive en Casares?
B
¿Por qué vive en Casares?
C
¿Dónde vive en Casares?
D
¿Cuánto tiempo vive en Casares?

Slide 48 - Quizvraag

Slide 49 - Tekstslide

TOPS EN TIPS

Slide 50 - Open vraag

Meer lessen zoals deze

Het bijvoeglijk naamwoord + het bepaald lidwoord

- Les met 32 slides
SpaansVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

1vx 7-4-2023

- Les met 40 slides
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

week 9 les 1 TOETSSTOF , repaso bijv nw. + mi casa ideal

- Les met 21 slides
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

HS 3 Bron K Frases clave "Mi casa es tu casa"

- Les met 45 slides
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

week 10 les 1 repaso bijv. nw. en meervoud

- Les met 17 slides
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Ana Frank, la Casa de atrás

- Les met 13 slides door Anne Frank Stichting
HistoriaHistory+1Primary EducationAge 10-12
Anne Frank HouseAnne Frank House

Los adjetivos + los pronombres posesivos

- Les met 35 slides
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

week 51 voorkeur aangeven + navidad

- Les met 31 slides
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1