2HV - les 14 doler y gustar /muy mucho

¡Bienvenidos a tu clase de español!
14
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a tu clase de español!
14

Slide 1 - Tekstslide

Prepárate para la clase
Maak je klaar voor de les
timer
1:00
¡Importante!
  • Tu portátil aún está cerrado; 
    Je laptop is nog dicht.
  • Tu móvil está en la caja fuerte puesto; Je mobiel is in de kluis.
  • Tu mochila está al suelo; Je tas is op de grond. 
  • Siempre tienes tu cuaderno, tu portátil y un bolígrafo;
   Schrift, laptop + pen heb je altijd bij je.
  • ¡Haz caso y guarda el silencio!;
    Let op! Oren open en wees stil!...
  • ¡Enfócate! Focus jezelf!Concentreer je!


Slide 2 - Tekstslide

El programa de hoy:
  1.  Controlamos los deberes
  2. Muy y Mucho
  3. Repaso Doler + gustar
  4. Oefenen met Verbuga
  5. Comunicación
  6. Deberes

Slide 3 - Tekstslide

Vamos a comprobar los deberes...
Voca Unidad 8 blz 109 NL-SP
1-80

Slide 4 - Tekstslide

Las cosas que me han llamado la atención del MO:
De dingen die me opvielen bij het MO:

Er werd gezegd:
  • e tuu?
  • correo de electrónico
  • nombre de telefono
  • mi gusta
  • mi llamo
  • ¿ como te llama_?
  • kwe? (qué)
  • mi no te gusta(n).../ 
  • qué te no gusta
  • uno hermano, uno hermana
  • nuevo, ses, trece, doce
  • pekwena
  • hay (uitgesproken als hee en met h-klan
Maar dat moest zijn...
  • y tú (ie toe)
  • correo electrónico
  • número de teléfono
  • me gusta
  • me llamo
  • ¿cómo te llamas?
  • qué (ké)
  • a mí no me gusta(n)...
  • qué no te gusta?
  • un hermano, una hermana
  • nueve, seis, tres, dos
  • pequeño/-a (pekenjo /-a)
  • ay

Slide 5 - Tekstslide

Het gebruik van MUY  en MUCHO
  • Muy (heel, erg) staat voor: - bijvoeglijke naamwoorden                                                                        - bijwoorden
  • Mucho (heel, veel, vaak). Gebruikt als bijwoord; (kan niet veranderen). Staat bij het werkwoord of alleen.
  • Mucho (veel, vele).Gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Veranderd in combinatie met hoeveelheid e/o geslacht naar het zelfstandig naamwoord. (Bruggetje v Mucho: denk aak Engels: "much") 

Slide 6 - Tekstslide

Muy 
Muy + bijvoeglijk nw. (adjetivo)
  • Es una ciudad muy bonita
  • Tiene plazas muy antiguas.
  • También es muy grande.
  • Los edificios son muy altos.

Slide 7 - Tekstslide

muy 
Muy + bijwoord (adverbio)
  • Llego a casa muy tarde.
  • Vive muy lejos.
  • El examen es muy temprano.
  • Tú hablas muy bien español.

Slide 8 - Tekstslide

mucho  
Mucho + werkwoord of alleen
  • He viajado mucho en avión.
  • Los zumos nos han gustado mucho
  • ¿Te gusta? - Sí, mucho,

Slide 9 - Tekstslide

mucho-a/-os/-as
Mucho/-a/-os/-as + zelfstandig naamwoord (sustantivo) 
  • En Mallorca hay mucho turismo
  • También hay mucha oferta cultural.
  • Sevilla tiene muchos  monumentos .
  • También hay muchas plazas

Slide 10 - Tekstslide

Muy
(Heel)
Bijvoeglijk naamwoord
Mi perro es muy inteligente.
Bijwoord
Pedro cena muy tarde.
Mucho, mucha, muchos, muchas
Met werkwoord
Pedro trabaja mucho
Mucho
(Veel)
Met zelfstandig naamwoord
María compra muchas cosas.
Tenemos muchos amigos.

Slide 11 - Tekstslide


  1. muchos
  2. muy
  3. muy
  4. muchas
  5. muy/ mucho
  6. mucho
  7. muchas
  8. mucho
  9. muy
  10. mucho
  11. mucho
  12. mucho
  13. mucha
Maak: Blz 85, ej 5, 6

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link

HAY
ESTAR
SER
Zijn, Zich bevinden, Liggen
Zijn
un, una,
unos, unas
Er is / 
Er zijn
en Barcelona
Pedro, María
alto, simpática
dos libros
de Barcelona
Profesora, policía
mucho/
poco
en el supermercado
triste (verdrietig)
enfermo (ziek)
guapo/-a
Holandés

Slide 15 - Sleepvraag


Vertaal deze zinnetjes in het Spaans:
  1. Zijn jullie naast het huis?
  2. Is er internet in de bibliotheek?
  3. Het centrum van Barcelona is mooi.
  4. Ik ben in de supermarkt
  5. Carmen en Laura zijn aardig.
  • Ik ben in de supermarkt.
Zijn er appels?
Eindelijk! Er is brood.

Slide 16 - Open vraag

Doler =
A
verdwalen
B
leuk vinden
C
pijn doen
D
lachen

Slide 17 - Quizvraag

Ik heb hoofdpijn.
A
me duele la cabeza
B
tengo dolor de cabeza
C
tengo la cabeza
D
estoy de cabeza

Slide 18 - Quizvraag

Zij heeft keelpijn.
A
Le duele la garganta.
B
Le duelen la garganta.
C
Tiene dolor de garganta.
D
Está doler de garganta.

Slide 19 - Quizvraag

A él _____ el español. (gustar)

Slide 20 - Open vraag

A él ___ el español y el inglés. (gustar)

Slide 21 - Open vraag

A mí ______ (doler) los dientes.

Slide 22 - Open vraag

A Paco _________ los pies. (doler)

Slide 23 - Open vraag

A nosotros ______ (doler) la mano.

Slide 24 - Open vraag

A Ana y a mi _________ la mano. (doler)

Slide 25 - Open vraag

Ik vind voetbal spelen heel leuk

Slide 26 - Open vraag

Jullie vinden de pizzas met kaas en ham lekker

Slide 27 - Open vraag

Haar hoofd doet veel pijn

Slide 28 - Open vraag

Zijn benen doen veel pijn

Slide 29 - Open vraag

Het gebruik van DOLER is gelijk aan die van GUSTAR
A
B
No
C
A veces

Slide 30 - Quizvraag

¿Qué vas a hacer?:tareas 4,5,6 (pág. 85) , daarna pág. 86 1,2,3
¿Qué necesitas?:   tu libro 
¿Cómo?: Tú trabajas solo/sola ; Alleen, zelfstandig werken 

¿Cuánto tiempo?: 
Objetivo (doel): Je oefent met deze grammatica onderdelen tbv toets

He terminado la tarea ¿y ahora?/ Klaar, en nu?
Verder leren >>>> voca 1-70
Trabajo autónomo
-
Zelfstandig werk
Paso a paso: Stappenplan 

Slide 31 - Tekstslide

Comunicación
Blz 87, ej 4, 5, 6

Slide 32 - Tekstslide

APRENDE (LEER):  
VOCA Unidad 8 1-70 ( NL> ESP)
+
begin met het leren vd stof voor het PW 

HAZ (MAAK):
ejercicio 9, 10 ,11 y 12

Los deberes para la próxima clase
(het huiswerk voor de volgende les...)
¡Mucha suerte!; veel succes!

Slide 33 - Tekstslide