Het lijdend en het meewerkend voorwerp

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp hier:
"Nous envoyons un message aux parents de Sophie
A
parents
B
aux parents
C
aux parents de Sophie

Slide 12 - Quizvraag

Vervang het meewerkend voorwerp:
"Nous envoyons un message aux parents de Sophie"

Slide 13 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp hier:
"Je demande à Sarah la réponse"
A
à Sarah
B
Sarah
C
à Sarah la réponse
D
Sarah la réponse

Slide 14 - Quizvraag

Vervang het meewerkend voorwerp:
"Je demande à Sarah la réponse"

Slide 15 - Open vraag

LE QUIZ

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerk in de volgende zin:
Ik geef een boek aan mijn zus.

Slide 17 - Woordweb

Door welke persoonlijk vnw kun je de meewerkend voorwerp vervangen?
"Je donne les devoirs aux étudiants"
A
Je leur donne les devoirs
B
Je lui donne les devoirs
C
Je nous donne les devoirs
D
Je vous donne les devoirs

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
"Je donne les devoirs aux étudiants de français"
A
les devoirs
B
étudiants
C
aux étudiants
D
aux étudiants de français

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meewerkend vnw?
"Je trouve que tu réponds très brutalement à ta mère et à moi"
A
à ta mère
B
brutalement
C
à ta mère et à moi
D
à moi

Slide 20 - Quizvraag

"Je trouve que tu réponds très brutalement à ta mère et à moi" is het zelfde als:
A
Je trouve que tu nous réponds brutalement.
B
Je trouve que tu leur réponds brutalement
C

Slide 21 - Quizvraag

GRAMMAIRE: 
Het lijdend voorwerp 

Slide 22 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Weet je hoe je de lijkdend voorwerp kan vinden is een zin? 

Bijv. Le client achète un nouveau téléphone.

Slide 23 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Je moet de vraag "Wat" of ''Wie" stellen. 


Le client achète un nouveau téléphone
Wat koopt de klant? Een nieuw telefoon. 

Slide 24 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp kun je in het Frans vervangen door: 

le 
la 
l'
les

Slide 25 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Le / la / l' of les komt het hele werkwoord 


Bijv: Je vais prendre un café 
un café = lijdend voorwerp 
prendre = hele ww 
dus
Je vais le prendre.

Slide 26 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Maar als er geen hele werkwoord is dan komt Le / la / l' of les  de persoonsvorm

Bijv: Je prends un café 
un café = lijdend voorwerp 
prends = pv
dus
Je le prends.

Slide 27 - Tekstslide


Tu vas acheter les légumes

A
Tu les vas acheter
B
Tu vas acheter les
C
Tu vas les acheter

Slide 28 - Quizvraag


Tu connais la chanteuse Shym
A
Tu connais la?
B
Tu la connais?

Slide 29 - Quizvraag

Vervang "Timmy" door het juiste persoonlijk vnw
"Salut, moi c'est Sofian. J'ai un chien. J'aime trop Timmy. J'ai acheté Timmy à la boutique "Pet en Co". Parfois, j'appelle Timmy, Titi. J'aime aussi parler aussi à Timmy comme si c'était une personnes. et je donne beaucoup de bisous à Timmy. "

Slide 30 - Open vraag

Au travail! 
Exercices de grammaire C sur Leanbeat

Slide 31 - Tekstslide