Heb je dit in orde dan mag je deelnemen aan de les
timer
5:00
Slide 2 - Tekstslide
Doelstellingen
Aan het eind van dit hoofdstuk weet je:
wat eerste hulp is;
wat de algemene uitgangspunten bij het verlenen van eerste hulp zijn;
veiligheid van het slachtoffer, de omstander en de hulpverlener toe te passen;
besmetting te voorkomen.
Slide 3 - Tekstslide
les 1 hoofdstuk 3
Lesdoelen:
Slide 4 - Tekstslide
BEGRIPPEN EERSTE HULP
EHBO is de afkorting van Eerste Hulp Bij Ongevallen.
Het Oranje Kruis en het Rode Kruis zijn organisaties die zich inzetten op het gebied van EHBO.
Voorbeelden van professionele hulpdiensten:
Brandweer;
Politie;
Ambulance.
Slide 5 - Tekstslide
Maak uit je boek:
Opdrachten; 3.01 en 3.02 blz. 65 t/m 68
timer
7:00
Slide 6 - Tekstslide
Algemene uitgangspunten eerste hulp:
Let op gevaar.
Bel 112 bij een levensbedreigende situatie of als iemand dringend medische hulp nodig heeft.
Stel het slachtoffer gerust.
Biedt beschutting. Let op onderkoeling of oververhitting.
Help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt of zit.
Slide 7 - Tekstslide
1. Let op gevaar
Gevaar kan overal in schuilen. Let daarom, bij hulpverlenen, constant op gevaar voor jezelf en voor het slachtoffer;
Neem geen onnodige risico’s en ga pas hulpverlenen als de situatie veilig genoeg is;
Als het niet veilig is, bel direct 112 en houd afstand.
Voorbeelden van onveilige situaties zijn
• een verkeersongeluk op de autosnelweg;
• een auto die in brand staat;
• paniek of een vechtpartij, die gewoon doorgaat
Slide 8 - Tekstslide
Lees uit je boek: 3.4 de casus 'Maurits krijgt eenongeluk' Blz. 69
Maak uit je boek:
Opdrachten; 3.03, 3.04 en 3.05 blz. 65 t/m 68
timer
10:00
Slide 9 - Tekstslide
2. Bel 112
Bel altijd 112 bij een levensbedreigende situatie of als iemand dringend medische hulp nodig heeft;
In situaties die minder spoedeisend zijn, bel je naar de huisarts of de spoedpost.
De centralist van de meldkamer stelt verschillende vragen om te kunnen beoordelen wat er aan de hand is en welke professionele hulp gestuurd moet worden.
Zoals:
Wat is er aan de hand;
Wat mankeert het slachtoffer;
Of het slachtoffer bij bewustzijn is;
Welke eerste hulp jij al hebt verleend;
Of je het slachtoffer hebt verplaatst;
Of er een verandering in de ademhaling is geweest;
Het slachtoffer kan angstig, geïrriteerd of zelfs agressief reageren;
Ook het zien van veel bloed kan paniek oproepen.
Slide 16 - Tekstslide
3. Stel het slachtoffer gerust
Het slachtoffer heeft iemand nodig die hem geruststelt. Dit doe je door onder andere:
het slachtoffer het gevoel te geven dat deze op jou kan rekenen.
kalm en vriendelijk te blijven en begrip te tonen voor angst en boosheid.
met het slachtoffer te blijven.
naast het slachtoffer te zitten (niet achter hem) zodat je zichtbaar bent.
Telkens te vertellen wat je aan het doen bent.
oogcontact te maken en te vertellen wie je bent.
geen uitspraken te doen die je niet kunt nakomen
Slide 17 - Tekstslide
Maak uit je boek:
Opdrachten; 3.09 en 3.10 blz. 77
timer
5:00
Slide 18 - Tekstslide
4. Bied beschutting. Let op onderkoeling of oververhitting.
Je verplaatst het slachtoffer niet als dat niet nodig is. Je doet dit alleen als er gevaar dreigt;
Je beschermt het slachtoffer tegen regen, wind of felle zonneschijn;
- Bij koud weer (regen/ wind) of doordat het slachtoffer in het water heeft gelegen, kan hij onderkoeld raken;
- Bij extreme warmte of felle zon is er risico op oververhitting;
Maak gebruik van een reddingsdeken (isoleerdeken).
Slide 19 - Tekstslide
4. Bied beschutting. Let op onderkoeling of oververhitting.
De isoleerdeken heeft een zilverkleurige kant en een goudkleurige kant:
Bij onderkoeling gebruik je de deken met de goudkleurige kant naar buiten toe.
Bij oververhitting gebruik je de deken met de zilverkleurige kant naar buiten
Slide 20 - Tekstslide
opdracht 3.11 Eerste hulp aan kinderen blz. 78
Slide 21 - Tekstslide
Maak uit je boek:
Opdrachten; 3.11 blz. 78
timer
5:00
Slide 22 - Tekstslide
5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt of zit
Je verplaatst een slachtoffer alleen als hij op een onveilige plaats ligt.
Je kunt het slachtoffer verplaatsen met de Rautekgreep. Dit is een noodvervoersgreep waarmee je het slachtoffer naar een veilige plek kunt verplaatsen.
Slide 23 - Tekstslide
Maak uit je boek:
Opdrachten; 3.12 blz. 81
timer
5:00
Slide 24 - Tekstslide
Doen deelopdracht 3.05:
Greep van Rautek
Lees hoofdstuk 3 blz 81 t/m 82
Voeruit:
Deelopdracht 3.05 blz 207 t/m 209 uit.
(gebruik het stappenplan blz. 208)
Groepje van 4:
2 observanten
1 slachtoffer
1 hulpverlener.
Wissel van rol tot iedereen aan de beurt is geweest
timer
20:00
Slide 25 - Tekstslide
Opdracht 3.05 De Rautekgreep vanaf de grond
Slide 26 - Tekstslide
Omgaan met emoties
Schrikken;
Gespannen raken;
Weglopen.
Weet je niet wat je moet doen? Bel 112!
Slide 27 - Tekstslide
Maak uit je boek:
Opdrachten; 3.13 blz. 83
timer
5:00
Slide 28 - Tekstslide
Besmetting
Bij contact met bloed bestaat er altijd een risico op besmetting met infectieziekten.
Besmetting = het overdragen van ziektekiemen op een levend organisme.
Infectie = ziektekiemen vermeerderen zich en beschadigen het organisme.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Veilig eerste hulp verlenen tijdens de coronacrisis
Pandemie = als een besmettelijke ziekte zich over een groot deel van de aarde verspreidt.
Tijdens een pandemie moet je goed het risico overwegen. Dat wil zeggen, dat je nadenkt over de risico’s en beslist om wel of niet te handelen.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Maak uit je boek:
Opdrachten; 3.14,3.15, 3.16 en 3.17 blz. 85 t/m 90