Examenonderwerp Reageren op prikkels

Reageren op prikkels
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Reageren op prikkels

Slide 1 - Tekstslide

Prikkels en impulsen

Slide 2 - Tekstslide

Prikkels
Prikkels: Alle veranderingen in je omgeving waar je op kan reageren. 

- Inwendige prikkels
- Uitwendige prikkels 

Slide 3 - Tekstslide

Elk organisme( bacteriën, schimmels, planten en dieren) kan prikkels waarnemen.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Adequate prikkels
  • Juiste prikkel bij het juiste zintuig

Slide 5 - Tekstslide

Onthouden
  1. Zintuigcellen vangen de prikkel uit de omgeving op en zetten de prikkel om in een impuls
  2. Een impuls is een elektrisch stroompje dat 
  3. door zenuwen gaat van het zintuig naar de hersenen of van de hersenen naar de spier.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de adequate prikkel voor de zintuigen?
licht
geluid
geur
smaak

Slide 7 - Sleepvraag

Verschillende prikkels
  • Zintuigen zetten prikkels om in impulsen. 
  • Een impuls is een elektrisch stroompje door een zenuw naar de hersenen gaat.
  • impulsen gaan door het zenuwstelsel, ze zetten de hersenen of het ruggenmerg aan het werk.


Slide 8 - Tekstslide

Drempelwaarde

Als een prikkel te klein is, dan kan het zintuig het niet waarnemen.

De prikkel is beneden de DREMPELWAARDE.


De drempelwaarde is bij verschillende organismen anders: een hond kan beter horen dan een mens.

Slide 9 - Tekstslide

Gewenning
Je went aan prikkels, je reageert er na verloop van tijd niet meer op.
Voorbeelden:
- Je hoort de klok niet meer tikken.
- Je voelt niet meer dat je een horloge, oorbellen, ring of kleding 
   draagt.
-  Als je naast het spoor woont hoor je treinen niet meer.

Slide 10 - Tekstslide

Bewuste reactie
Voorbeeld: 
  1. je wordt geduwd , 
  2. je kijkt  
  3. duwt terug.
De hersenen bepalen wat er gebeurt en geven een impuls af naar een spier

Slide 11 - Tekstslide

Bewuste beweging (via de hersenen)

Slide 12 - Tekstslide

 Reflex is een vaste, onbewuste reactie op een zeer sterke prikkel
Functies van een reflex: onbewust regelen van motoriek, snel reageren bij kans op onverwachte beschadiging van het lichaam
  • Bij een reflex reageert het ruggenmerg en niet de hersenen
  • Alleen bij een zeer sterke prikkel

Terugtrekreflex; 
Strekreflex; Kniepeesreflex; 
Pupilreflex; 

Slide 13 - Tekstslide

Onbewuste beweging= Reflex (niet via de hersenen)

Slide 14 - Tekstslide

reflexen/reflexboog

Slide 15 - Tekstslide

In welke volgorde gaat waarnemen?
A
impuls - hersenen - impuls - actie - prikkel
B
prikkel - actie - impuls - hersenen - impuls
C
impuls - actie - impuls - prikkel - hersenen
D
prikkel - impuls - hersenen - impuls - actie

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Zenuwstelsel
B
Hersenstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
autonoom zenuwstelsel

Slide 18 - Quizvraag

Zenuwcellen

Slide 19 - Tekstslide

Welke drie typen zenuwcellen onderscheiden we?

Slide 20 - Open vraag


Bewegingszenuwen geleiden impulsen van ...
A
zintuigen naar het ruggenmerg
B
het ruggenmerg naar zintuigen
C
spieren naar het ruggenmerg
D
het ruggenmerg naar spieren

Slide 21 - Quizvraag

Gevoelszenuwen geleiden impulsen van ....
A
zintuigen naar het ruggenmerg
B
het ruggenmerg naar zintuigen
C
spieren naar het ruggenmerg
D
het ruggenmerg naar spieren

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg

Slide 24 - Sleepvraag

Bij een reflex
A
moet je goed nadenken
B
denk je pas na een reactie
C
reageer je nadat je hebt nagedacht

Slide 25 - Quizvraag


Een reflex is ter bescherming.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

hormoonstelsel
Hormoonstelsel bij de mens

Slide 27 - Tekstslide

Hormoonstelsel
Hormonen regelen langzame processen:
  • groei, 
  • ontwikkeling, 
  • stofwisseling  
  • voortplanting

Slide 28 - Tekstslide

Hormonen
  • hormoonklieren  maken hormonen.
  • gaan via bloed naar andere organen.

Slide 29 - Tekstslide

Hypofyse
  1. De hypofyse is een hormoonklier in de hersenen.
  2. Het maakt het groeihormoon
  3. De hypofyse beïnvloedt andere hormoonklieren (zoals de geslachtsorganen)

Slide 30 - Tekstslide

Hypofyse: productie van hormonen voor regeling groei, beïnvloeden van andere hormoonklieren 
9.1 

Slide 31 - Tekstslide

Schildklier
  • De schildklier maakt schildklierhormoon: 
  • Schildklierhormoon regelt verbranding in de cellen
  • Te weinig schildklierhormoon: Je bent koud en moe en wordt dikker.
  • Te veel schildklierhormoon: Je hebt het warm, bent bewegelijk, valt af.

Slide 32 - Tekstslide

De bijnier
  • De bijnier ligt boven de nier
  • De bijnier maakt adrenaline
  • Adrenaline = paniekhormoon
Zorgt voor:
=> snellere hartslag
=> snellere ademhaling
=> meer verbranding
Dus meer energie

Slide 33 - Tekstslide

Eilandjes van Langerhans

Hormoon 1
Insuline
Hormoon 2
Glucagon

Slide 34 - Tekstslide

insuline
  • Teveel glucose in je bloed                         -> insuline . 

  • Glucose-gehalte gaat omlaag.

Slide 35 - Tekstslide

glucagon
  • Te weinig glucose in je bloed         -> glucagon.

  • Glucose-gehalte gaat omhoog

Slide 36 - Tekstslide


Wat is de functie van hormonen?
A
Hormonen verwerken de impulsen die afkomstig zijn van spiercellen
B
Hormonen zorgen voor het voedsel van het hormoonstelsel
C
Hormonen zorgen voor snelle reacties op prikkels
D
Hormonen regelen de werking van weefsels en organen die er gevoelig voor zijn.

Slide 37 - Quizvraag

Hoe heet het mannelijk groeihormoon?
A
Testosteron
B
Insuline
C
Oestrogeen
D
Melatonine

Slide 38 - Quizvraag

Welke stoffen worden gemaakt in de Eilandjes van Langerhans die de bloedsuikerspiegel regelen?
A
Glycogeen en glucagon
B
Insuline en glycogeen
C
Insuline en glucagon
D
Insuline en glucose

Slide 39 - Quizvraag

Welke invloed heeft insuline op het glucosegehalte van het bloed?
A
door insuline daalt het glucosegehalte in het bloed
B
door insuline stijgt het glucosegehalte in het bloed

Slide 40 - Quizvraag

Adrenaline wordt gemaakt in
A
alvleesklier
B
schildklier
C
hypofyse
D
bijnieren

Slide 41 - Quizvraag

Welke hormoonklier is dit?
A
kleine hersenen
B
eilandjes van langerhands
C
hypofyse
D
schildklier

Slide 42 - Quizvraag

sleep de hormoonklieren naar de juiste plek
teelballen
hypofyse
schildklier
alvleesklier
bijnieren

Slide 43 - Sleepvraag

Examenkracht
Oefen de examenvragen bij de onderwerpen:
  • Zenuwstelsel
  • Hormonen



Slide 44 - Tekstslide