wk45 Schrijfvaardigheid 2

Schrijfvaardigheid 2
De juiste toon
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Schrijfvaardigheid 2
De juiste toon

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Huiswerk bespreken
  • De juiste toon
  • Filmpjes
  • Uitleg: de toon van een tekst
  • Groepsopdracht
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Teksten beoordelen
Bekijk de tekst van je buurman of -vrouw.
1. Komt het doel (activeren) duidelijk naar voeren?
2. Past de informatie bij het publiek (klantenservice Venz)?
3. Zijn de zinnen goed?
4. Is de spelling goed?
5. Is de lay-out goed?

Geef elkaar feedback                                                     
timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat vond je goed aan de tekst van je buurman of -vrouw?

Slide 4 - Open vraag

De onderdelen van een goede tekst
6. Goede toon 
De toon sluit aan bij het schrijfdoel van de tekst
De toon sluit aan bij het publiek van de tekst
• De toon de hele tekst hetzelfde is.

De Nederlandse ploeg heeft alweer verloren.
De Nederlandse ploeg heeft helaas verloren. 

Slide 5 - Tekstslide

Welke toon gebruikt jouw buurman of -vrouw in zijn of haar tekst?

Slide 6 - Open vraag

De toon van een tekst
  • Als je de verkeerde toon gebruikt, is er een kans dat je je doel niet bereikt. 
  • Als je wil laten weten dat je boos bent, is je toon anders dan wanneer je wil dat iemand iets voor je doet.
Voorbeelden:
kwaad, verdrietig, overtuigend, twijfelend, humoristisch, vriendelijk, onderdanig, beleefd, onbeleefd, neutraal , verbaasd

Slide 7 - Tekstslide

Filmpjes
  1. Zet de nummers 1 tot en met 3 in je schrift
  2. Noteer bij elk filmpje de juiste toon

Slide 8 - Tekstslide

De juiste toon
De toon en het publiek moeten op elkaar worden afgestemd

Slide 9 - Tekstslide

De juiste toon

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Emotie
Mening

Slide 13 - Tekstslide

Waar moet je op letten?
  1. Wie is mijn publiek (bekend, onbekend; jong, oud)?
  2. Houd rekening met je publiek.
  3. Wat voor een soort tekst spreek of schrijf ik?
  4. Een zakelijk tekst heeft een neutrale toon; een verhalende tekst of overtuigende tekst heeft een toon waar je houding of gevoel uit spreekt.
  5. Als je een tekst schrijft, vraag je je af: past deze toon bij wat ik wil vertellen? Op papier komen emoties sneller verkeerd over dan in een gesprek!
  6. Wat wil je bereiken? Ben je te laat en wil je toch in de klas zien te komen? Dan is een beleefde toon waarschijnlijk

Slide 14 - Tekstslide

Groepsopdracht
1. Ieder groepje krijgt een toon -> houd deze toon geheim
2. Lees de neutrale informatie hieronder:

Kinderen in Nederland leren lezen en schrijven in groep 3. Ze hebben dan een leeftijd van 6-7 jaar. 80% van de kinderen van 3 jaar kan een tablet bedienen.

3. Schrijf met deze informatie een tekst in de toon die op jullie kaartje staat. Je mag informatie erbij verzinnen om je tekstje beter te laten lopen. Bekijk het voorbeeld van een jaloerse toon hieronder:
De kleuters van tegenwoordig hebben het veel beter voor elkaar dan ik vroeger. Nog voor ze leren schrijven, kunnen ze al met een tablet overweg. Had ik dat maar gekund!
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Raad de toon
Wissel je tekst met een ander groepje. Kan het groepje uit de tekst opmaken welke toon jullie hadden?

Verklap het juiste antwoord nog niet!


Vraag nu aan de groepjes wat er op het kaartje stond. Klopte de geraden toon ongeveer?

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Je docent bepaalt welke tekst je gaat herschrijven: die van PaulS of Moon29. Zorg voor een vriendelijke toon.



Leerdoelen
4. Ik kan de toon van filmfragmenten benoemen.
5. Ik kan de toon in schriftelijke taal benoemen en manipuleren.
6. Ik kan een korte tekst schrijven met een bepaalde toon.
7. Ik kan het verschil in toon herkennen bij teksten gericht op verschillend publiek.

Slide 17 - Tekstslide