Week 42 - Schrijven 3 - les 2

Schrijfvaardigheid 2
De juiste toon
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Schrijfvaardigheid 2
De juiste toon

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Huiswerk bespreken
  • De juiste toon
  • Filmpjes
  • Uitleg: de toon van een tekst
  • Huiswerk bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Schrijfopdracht
Gisteren at je een boterham met je lievelingshagelslag van Venz, maar er was iets grandioos mis.

Opdracht: Schrijf een korte mail aan Venz Hagelslag met je klacht.
Doel: activeren - je wil ervoor zorgen dat je gratis een nieuw pak krijgt
Publiek: de klantenservice van Venz
Aandachtspunten: goede zinnen, een goede spelling, een goede lay-out.  

Slide 3 - Tekstslide

Teksten beoordelen
Bekijk de tekst van je buurman of -vrouw.
1. Komt het doel (activeren) duidelijk naar voeren?
2. Past de informatie bij het publiek (klantenservice Venz)?
3. Zijn de zinnen goed?
4. Is de spelling goed?
5. Is de lay-out goed?

Geef elkaar feedback                                                     
timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

Wat vond je goed aan de tekst van je buurman of -vrouw?

Slide 5 - Open vraag

De onderdelen van een goede tekst
6. Goede toon 
De toon sluit aan bij het schrijfdoel van de tekst
De toon sluit aan bij het publiek van de tekst
• De toon de hele tekst hetzelfde is.

De Nederlandse ploeg heeft alweer verloren.
De Nederlandse ploeg heeft helaas verloren. 

Slide 6 - Tekstslide

De toon van een tekst
  • Als je de verkeerde toon gebruikt, is er een kans dat je je doel niet     bereikt. 
  • Als je wil laten weten dat je boos bent, is je toon anders dan wanneer je   wil dat iemand iets voor je doet.

Voorbeelden:
kwaad, verdrietig, overtuigend, twijfelend, humoristisch, vriendelijk, onderdanig, beleefd, onbeleefd, neutraal , verbaasd

Slide 7 - Tekstslide

Welke toon gebruikt jouw buurman of -vrouw in zijn of haar tekst?

Slide 8 - Woordweb

Filmpjes
  1. Zet de nummers 1 tot en met 3 in je schrift
  2. Noteer bij elk filmpje de juiste toon

https://docent.plot26.nl/digibord-les/2/schrijven3-nw/variant/havo/02?slideId=6f5e0d7d-844f-4b8a-aa16-4c569b053ff4  

Slide 9 - Tekstslide

De juiste toon
De toon en het publiek moeten op elkaar worden afgestemd

Slide 10 - Tekstslide

De juiste toon

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Emotie
Mening

Slide 14 - Tekstslide

Waar moet je op letten?
  1. Wie is mijn publiek (bekend, onbekend; jong, oud)?
  2. Houd rekening met je publiek.
  3. Wat voor een soort tekst spreek of schrijf ik?
  4. Een zakelijk tekst heeft een neutrale toon; een verhalende tekst of overtuigende tekst heeft een toon waar je houding of gevoel uit spreekt.
  5. Als je een tekst schrijft, vraag je je af: past deze toon bij wat ik wil vertellen? Op papier komen emoties sneller verkeerd over dan in een gesprek!
  6. Wat wil je bereiken? Ben je te laat en wil je toch in de klas zien te komen? Dan is een beleefde toon waarschijnlijk

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk H2/D2/W2
Maken: jullie krijgen de opdracht om de tekst van Moon29 te gaan herschrijven (zie Magister). Zorg ervoor dat je netter taalgebruik gebruikt. Doel van de tekst blijft nog steeds dat haar mening naar voren komt.



Leerdoelen
4. Ik kan de toon van filmfragmenten benoemen.
5. Ik kan de toon in schriftelijke taal benoemen en manipuleren.
6. Ik kan een korte tekst schrijven met een bepaalde toon.
7. Ik kan het verschil in toon herkennen bij teksten gericht op verschillend publiek.

Slide 16 - Tekstslide