Steden en Burgers in de Lage Landen 1050-1700 P1

Historische Context: 
Steden en Burgers in de Lage Landen 1050-1700
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Historische Context: 
Steden en Burgers in de Lage Landen 1050-1700

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

1. Wat maakte de opkomst van een stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten mogelijk (1050–1302)?

1.1 Hoe komt het dat er in West-Europa weer een agrarisch-urbane samenleving ontstaat?
1.2 Idem 1.
1.3 Waarom was Atrecht tot 1300 de belangrijkste stad in de Nederlanden?
1.4 Waarom werd tegen 1300 Atrecht als centrum van nijverheid overvleugeld door Vlaamse steden als Brugge?

Slide 5 - Tekstslide

1. Wat maakte de opkomst van een stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten mogelijk (1050–1302)?
Kenmerkende aspecten 
13 De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving 
14 De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoel
1. De leerling kan uitleggen wat de opkomst van een stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten mogelijk maakte (1050–1302).
1.1 De leerling kan uitleggen hoe komt het dat er in West-Europa weer een agrarisch-urbane samenleving ontstaat.
1.2 Idem 1
1.3 De leerling kan uitleggen waarom Atrecht tot 1300 de belangrijkste stad in de Nederlanden was.
1.4 De leerling kan uitleggen waarom tegen 1300 Atrecht als centrum van nijverheid werd overvleugeld door Vlaamse steden als Brugge.
2. De leerling kan uitleggen hoe de KA's 13 en 14 terugkomen in de paragraaf van deze historische context.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Samenvatting Syllabus
Vanaf de 11e eeuw deed zich in Europa een aantal veranderingen voor. De landbouw veranderde, de bevolking groeide, de handel bloeide op en er ontstond weer een monetaire economie van grotere omvang. In het noorden ontwikkelde vooral Vlaanderen zich tot een van de meest verstedelijkte gebieden van Europa.

Kenmerkende aspect:
13 De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving 

Slide 13 - Tekstslide

Twee fasen in de bouw van de stadsmuren van Maastricht:
1 In 1229 werd begonnen met de bouw van de eerste stenen ommuring van de stad.
2 Rond 1375 werden nieuwe stadsmuren gebouwd, waarmee de oppervlakte van de stad verviervoudigde.
Beide fasen van de bouw waren noodzakelijk door de 'opkomst van handel en ambacht'.
2p 6 Toon dit voor beide fasen aan met een verschillend argument.

Slide 14 - Open vraag

Historici denken dat het waarschijnlijk wél mogelijk was dat het nieuws in de late middeleeuwen zich in korte tijd over grote afstanden verspreidde.
2p 5 Verklaar met een economische ontwikkeling uit die periode de snellere verspreiding van nieuws in die tijd.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Samenvatting Syllabus
Om hun economische belangen te beschermen kregen, bevochten en kochten stedelingen zelfbestuur in de vorm van stadsrechten. Vanwege hun marktfunctie vertakte het netwerk tussen die steden en het verzorgingsgebied zich steeds fijner. Om zichzelf in stand te houden had de stad een constante toestroom nodig van kapitaalkrachtige of kundige aspirant-poorters.

Kenmerkend apsect:
14 De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden

Slide 22 - Tekstslide

Je concludeert dat het stadsrecht van Beverwijk past bij ontwikkelingen in de late middeleeuwen.
4p 5 Ondersteun deze conclusie door uit te leggen:
 met artikel 4 welk kenmerkend aspect uit de late middeleeuwen je met het stadsrecht kunt illustreren, en
 met artikel 5 op welke wijze het stadsrecht de relatie versterkt tussen Beverwijk en het verzorgingsgebied.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Samenvatting Syllabus
Startpunt van stedelijke dynamiek in de Nederlandse gewesten was Atrecht. Door de hoge landbouwproductiviteit en de schapenhouderij in de regio veroverde die stad een centrale plaats in de lakennijverheid. Handelaren in deze bisschopsstad vonden aansluiting op een handelsnetwerk dat zich via jaarmarkten in Frankrijk uitstrekte tot de Italiaanse stadstaten. Rijke kooplieden versterkten hun positie door zich te organiseren in koopliedengilden. Ook door leningen te verstrekken aan edellieden kregen ze het stadsbestuur in handen.

Kenmerkend aspect:
13 De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving 
14 De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden

Slide 28 - Tekstslide

Gebruik de bron (zie hotspot)
Beschrijf hoe het gebruik van wisselbrieven door banken in Brugge leidde tot het ontstaan van de eerste beurs.

Slide 29 - Open vraag

2p Leg met behulp van twee voorbeelden die verband houden met Atrecht duidelijk uit dat stad en platteland niet zonder elkaar konden en elkaar bovendien economisch versterkten.

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Video

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Samenvatting Syllabus
Tegen 1300 werd Atrecht als centrum van nijverheid overvleugeld door Vlaamse steden als Brugge, die via de Noordzee aansluiting vonden op de handel met steden van de Hanze, maar ook met gebieden in Spanje en Italië. Patriciërs in Vlaamse steden knoopten banden aan met de adel en maten zich steeds meer een adellijke levensstijl aan. Tussen hen en het gemeen, aangevoerd door ambachtslieden, ontstonden steeds meer spanningen over bestuur en over werkomstandigheden. Met de Guldensporenslag lieten Vlaamse ambachtslieden en boeren in 1302 zien dat ze waren opgewassen tegen patriciërs en feodale heren.

Slide 37 - Tekstslide

Een anekdote: Zie tekstballon voor anekdote:
3p Licht deze anekdote toe door:
- aan te geven welke economische verandering Margaretha in Brugge bevorderde
met het verlenen van de privileges en
- te beredeneren welk economisch en welk politiek bezwaar de poorters
van Brugge hadden tegen het verlenen van de privileges.

Slide 38 - Open vraag

Twee stellingen over de Guldensporenslag (1302):
1. De Guldensporenslag toont aan dat in de late Middeleeuwen nieuwe maatschappelijke groepen belangrijk en machtig zijn geworden.
2. Het verloop van de Guldensporenslag illustreert dat de macht van steden en burgers is toegenomen ten koste van de feodale machthebbers.
4p Toon de juistheid van beide stellingen aan.

Slide 39 - Open vraag

Huiswerk Forum
Wk 36 Maken:
Blz. 202 Verwerken opdracht 1 t/m 7
Blz. 204 - 205 Verdiepen opdracht 1 t/m 10

Slide 40 - Tekstslide