V4 Lesvb. 30-11-2022



Bienvenue V4!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les



Bienvenue V4!

Slide 1 - Tekstslide

Au programme
K: Répétion L'adverbe 
Z: Au travail
Lire A Exercices 5, 7, 8
Ondersteunend: 9abcde, 10ab
Basis: 9de, 10ab
Verdiepend: 10abc, 11

Slide 2 - Tekstslide

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
een werkwoord
B
een bijwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
de hele zin

Slide 3 - Quizvraag

Waar zegt een bijwoord iets over?
A
een werkwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
de hele zin

Slide 4 - Quizvraag

Wat plak je achter een bijvoeglijk naamwoord om er een bijwoord van te maken?

Slide 5 - Open vraag

Maak een bijwoord van: poli

Slide 6 - Open vraag

Maak een bijwoord van: sportif

Slide 7 - Open vraag

Onregelmatige vormen van het bijwoord




bon -  bien (goed, lekker)
                gentil - gentiment (aardig, vriendelijk)
long - longtemps (lang)
mauvais - mal (slecht)
meilleur - mieux (beter)



Slide 8 - Tekstslide

Onregelmatige vormen van het bijwoord




Let op! v
Vite is een bijwoord. 
Het is niet afgeleid van een bijvoeglijk naamwoord.

Il roule vite / rapidement. Hij rijdt snel.
Une voiture rapide. Een snelle auto.

Slide 9 - Tekstslide

Maak een bijwoord van: bon

Slide 10 - Open vraag

Maak een bijwoord van: récent

Slide 11 - Open vraag

Kies de juiste vorm. (gelukkig) sa musique est populaire
A
heureux
B
heureuse
C
heureuxment
D
heureusement

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste vorm. Serge Gainsbourg chante (beter)
A
meilleur
B
mieux

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste vorm. C'est un plat (typisch) Frans.
A
typique
B
typiquement

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste vorm: C'est un (goede) chanteur.
A
bon
B
bonne
C
bien

Slide 15 - Quizvraag

verdwijnen
liegen
willen
kennen
kunnen
vertrekken
dienen
uitgaan
voelen
slapen
pouvoir
partir
vouloir
dormir
connaitre
disparaitre
servir
mentir
sentir
sortir

Slide 16 - Sleepvraag

Vervoeg: je, passé composé, servir
(onderwerp, hulpww, volt. dw)

Slide 17 - Open vraag

Vervoeg: vous, imparfait, servir
(onderwerp, hulpww, volt. dw)

Slide 18 - Open vraag

Vervoeg: wij, conditionnel, dormir

Slide 19 - Open vraag

Vervoeg: ils, imparfait, pouvoir

Slide 20 - Open vraag

Vervoeg: tu, futur, pouvoir

Slide 21 - Open vraag

Vervoeg: elle, présent, vouloir

Slide 22 - Open vraag

Vervoeg: je, conditionnel, vouloir

Slide 23 - Open vraag

Imparfait ou bien passé composé?
Autrefois, les gens n'avaient pas d'ordinateur.
Ils utilisaient toujours du papier pour s'envoyer des lettres.
Puis, dans les années 90 du siècle précédent, Internet est devenu très normal. 
Tout à coup, les gens ont commencé  à écrire des emails et à faire des recherches sur le Net.
Avant, on ne savait même pas ce que c'était, un e-mail.

Slide 24 - Tekstslide

vervoeg: vous, conditionnel, dormir

Slide 25 - Open vraag

Vervoeg: il, futur, connaître

Slide 26 - Open vraag

Wanneer gebruik je de imparfait?

Zie volgende dia

Slide 27 - Tekstslide

Een gewoonte
Een beschrijving
Een handeling van onbepaalde duur
Je me levais toujours à 7h.
Nous regardions un film à la télé.
La rue était vide, 
il faisait chaud.

Slide 28 - Sleepvraag

Dus wanneer de passé composé?
De pc vertelt de plotselinge actie of eenmalige gebeurtenis. Deze actie heeft een bepaalde duur. 
De pc duidt een verandering aan in de oude gewoontes of een verandering in de gegeven beschreven situatie. Exemples:
  • J'ai rencontré Paul ce week-end et on a pris un verre au café
  • On faisait un BBQ, quand il a commencé à pleuvoir
  • Il est né le 8 mars 2005

Slide 29 - Tekstslide

À la gare d’Amsterdam, il y (avoir) ______________________ beaucoup de monde.

Slide 30 - Open vraag

Note passé composé ou imparfait

L’année dernière, nous (aller) ______________________ aux Pays-Bas.

Slide 31 - Open vraag

Beaucoup de Néerlandais (porter) ______________________ des
vêtements orange.

Slide 32 - Open vraag

Quand on a demandé pourquoi, ils nous (répondre)

______________________ que c’était le Jour du Roi.

Slide 33 - Open vraag

Il( être)onze heures du soir. Il (pleuvoir) et le dernier train (avoir)du retard.
A
était, a plu, avait
B
était, pleuvait, avait
C
a été, a plu, a eu
D
était, pleuvait, a eu

Slide 34 - Quizvraag

Kies in het volgende verhaaltje
tussen Imparfait en Passé Composé
Quand j'..... jeune, je jouais du piano.
A
étais
B
ai été

Slide 35 - Quizvraag