3HV - L3 P4 - Keuzevoorzetsels 2

3hv
Les 2 P4
Deutsch!
Gutentag
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3hv
Les 2 P4
Deutsch!
Gutentag

Slide 1 - Tekstslide

Toets 
keuzevoorzetsels

woordenschat



Slide 2 - Tekstslide

eifersüchtig
A
jaloers
B
streberig
C
ijverig
D
verslaafd

Slide 3 - Quizvraag

die Enttäuschung
A
de verwisseling
B
de ruil
C
de ontwikkeling
D
de teleurstelling

Slide 4 - Quizvraag

gênant
A
blau
B
genant
C
peinlich
D
verschäment

Slide 5 - Quizvraag

Bij de volgende vragen moet je het schema gebruiken

om het schema goed af te lezen, moet je 3 dingen weten:

- welk schema ?  (der-groep of ein-groep of pers. vnw)
- welke kolom? (m / v / o / mv )
- welke rij? (1e /  3e  / 4e  naamval)

Slide 6 - Tekstslide

Dit (lastige) gedeelte hoeven we niet te gebruiken.

Slide 7 - Tekstslide

aan
op
achter
naast
tussen
voor
in / naar
over
onder
auf
an
hinter
in
neben
über
unter
vor
zwischen

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

3 wielen: een plaats-/tijdbepaling
sprake van een 'zich bevinden'

4 wielen: beweging / richting
sprake van 'een ergens heen gaan'

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wij springen het zwembad in.
Wir springen in ... Schwimmbad (o).
A
die
B
der
C
das
D
dem

Slide 14 - Quizvraag

Wij springen (op en neer) in het zwembad.
Wir springen .. ... Schwimmbad (o).
A
in das
B
in dem

Slide 15 - Quizvraag

Hij loopt het bos in.
Er läuft ... Wald (m).
A
in den
B
in dem
C
in das
D
im

Slide 16 - Quizvraag

Hij loopt in het bos.
Er läuft i ... Wald (m).
A
in dem
B
in den
C
in das
D
im

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Ich warte ... (bij het) Bahnhof (m).
A
bei der
B
bei den
C
beim
D
zum

Slide 19 - Quizvraag

Ik ga morgen naar de tandarts.
Ich gehe morgen ... Zahnarzt.

Slide 20 - Open vraag

Ik kreeg een compliment van de tandarts.
Ich bekam ein Kompliment ... Zahnarzt.

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Welke naamval wordt in zin 1 na het voorzetsel 'in' gebruikt?
Die Raustation fliegt im All herum.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamvak

Slide 23 - Quizvraag

Welke naamval wordt in zin 2 na het voorzetsel 'in' gebruikt?
André Kuiper war ins All gereist.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

In de winter eet ik graag stamppot.
... Winter (?) esse ich gern Stamppot.

A
In der
B
In den
C
Im
D
Ins

Slide 26 - Quizvraag

Ik wil graag aan het raam zitten.
Ich möchte ... Fenster (o) sitzen.
A
ans
B
am

Slide 27 - Quizvraag

Wat gaat er mis :
Am meinem Geburtstag ...

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Wat is de correcte vertaling van
'over een uur'?
A
in einer Stunde
B
in einem Stunde
C
in eine Stunde
D
über eine Stunde

Slide 30 - Quizvraag

Hoe zeg je "voor 20 maart"
in het Duits?
A
für den 20. März
B
für dem 20. März
C
vor den 20. März
D
vor dem 20. März

Slide 31 - Quizvraag

Hoe zeg je 'een jaar geleden'
in het Duits?
A
einem Jahr nach
B
vor ein Jahr
C
vor einem Jahr
D
vor einen Jahr

Slide 32 - Quizvraag

Hoe zeg je 'op dinsdag 16 maart' in het Duits?
A
am Dienstag dem 16. März
B
an Dienstag den 16. März
C
am Dienstag die 16. März

Slide 33 - Quizvraag

Ich warte auf ... Bus (m).
A
dem
B
den

Slide 34 - Quizvraag

auf
dem
Bus

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Ich freue mich auf ... Sommerferien (mv)
A
die
B
den

Slide 37 - Quizvraag

Nimmst du an ... Unterricht (m) teil?
A
den
B
dem
C
der
D
das

Slide 38 - Quizvraag

Wis passen uns an ... Mode (v) an.
A
die
B
der
C
den
D
dem

Slide 39 - Quizvraag

Ich warte auf ... Post (v).
A
die
B
der
C
das
D
dem

Slide 40 - Quizvraag

Ich habe Angst vor ... (deze) harigen Spinnen.
A
diese
B
diesem
C
dieser
D
diesen

Slide 41 - Quizvraag

Was habt ihr über ... gesagt?
A
mich
B
mir

Slide 42 - Quizvraag

"Adjektive"
Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 43 - Woordweb

Bijvoeglijk naamwoord
→ zegt iets over een zelfstandig naamwoord
→ krijgt een uitgang,
   net zoals in het Nederlands
   het kleine meisje
   een klein meisje

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

oefenen
Je krijgt nu een reeks oefenvragen.
Houd je schema ernaast. 

Slide 46 - Tekstslide

Oefenen in de eerste naamval
de oude man - der                              Mann

een witte hond  - ein                           Hund (m)

zijn lieve vrouw  - seine                          Frau (v)

uw kleine katje  - Ihr                              Kätzchen (o).
   
kleines
weißer
alte
liebe

Slide 47 - Sleepvraag

Wat ben je toch een groot kind!
Was bist du doch ein ... Kind (o)!
A
groß
B
große
C
großes
D
großen

Slide 48 - Quizvraag

Er ist ein ... Freund!
A
gute
B
guter
C
gutes
D
guten

Slide 49 - Quizvraag

Ich habe einen ... Hund (m).
A
kleine
B
kleinen
C
kleines
D
kleiner

Slide 50 - Quizvraag

Er verkauft der ... Frau ein Kleid.
A
dicke
B
dicker
C
dicken
D
dickes

Slide 51 - Quizvraag

Ich gehe mit meinen ... Freunden.
A
neue
B
neuer
C
neues
D
neuen

Slide 52 - Quizvraag

Welche ... Schülerin hat mir geholfen?
A
liebe
B
liebes
C
liebes
D
lieben

Slide 53 - Quizvraag