H2 NN 2-KGT Taalverzorging 3 Spelling Hoofdletters Leestekens
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoofdletter of niet?
A
intertoys
B
Intertoys
Slide 2 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant
Slide 3 - Quizvraag
Een hoofdletter of niet?
A
's middags kregen we bezoek.
B
'S middags kregen we bezoek.
C
's Middags kregen we bezoek.
Slide 4 - Quizvraag
Hoofdletters
A
Kerstmis
B
kerstmis
Slide 5 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag
Slide 6 - Quizvraag
Wat heeft geen hoofdletter?
A
Engels
B
Amsterdamse
C
Noorden
D
Peugeot
Slide 7 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december
Slide 8 - Quizvraag
Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland
Slide 9 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter
A
Geschiedenis
B
geschiedenis
Slide 10 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletters?
A
wereldstad
B
Wereldstad
Slide 11 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen
Slide 12 - Quizvraag
Hoofdletters
A
Arie van der Wal
B
Arie Van Der Wal
Slide 13 - Quizvraag
Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C
Slide 14 - Quizvraag
Achter welke zin hoort een vraagteken?
A
In de boeken Harry Potter wordt Zwerkbal gespeeld
B
Je moet de slurk door een ring gooien bij zwerkbal
C
Is het niet lastig om op een bezem te vliegen
Slide 15 - Quizvraag
Je eindigt een zin met een puntkomma, uitroepteken en een vraagteken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de functie van een uitroepteken?
A
De zin vragend maken
B
De zin extra nadruk geven
C
De zin uitschreeuwen
D
De zin fluisteren
Slide 17 - Quizvraag
Een komma is een leesteken
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Een komma geeft aan dat:
A
er een nieuwe zin komt
B
je even moet wachten voor je verder leest
C
dat er een nieuwe alinea komt
Slide 19 - Quizvraag
Een komma zet je ...
A
tussen twee persoonsvormen.
B
voor voegwoorden.
C
tussen twee moeilijke woorden.
D
tussen delen van een opsomming.
Slide 20 - Quizvraag
Voor want en omdat zet je een komma.
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Voor het woordje 'of' komt ........ komma.
A
geen
B
een
Slide 22 - Quizvraag
Ik gebruik een komma...
A
voor het woordje nadat
B
voor een opsomming
C
achter het woord omdat
D
voor een uitroep
