Di 13-09-22 herhaling klas 2

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

HA3B
Dinstag, 13. September 2022

Slide 2 - Tekstslide

die Planung
  • Was wisst ihr noch?
Over: regelmatige ww  +
            haben/sein/werden

 

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica
Was weißt du noch?

Regelmatige werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t

Slide 5 - Sleepvraag

wonen = wohnen
ik woon = ich _________
A
wohne
B
wohnen
C
wohnt
D
wohnst

Slide 6 - Quizvraag

reizen = reisen
jij reist = du _________
A
reisest
B
reise
C
reisst
D
reist

Slide 7 - Quizvraag

zwemmen = schwimmen
jij zwemt = du ______________
A
schwimme
B
schwimmst
C
schwimmt
D
schwimmen

Slide 8 - Quizvraag

schrijven = schreiben
hij schrijft = er ______________
A
schreiben
B
schreibst
C
schreibt
D
schreibe

Slide 9 - Quizvraag

spelen = spielen
Er__________ gerne Fußball.

Slide 10 - Open vraag

houden van = lieben
Ich __________ dich!

Slide 11 - Open vraag

maken = machen
Wir __________ gern Musik!

Slide 12 - Open vraag

ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
Sleep de werkwoorden naar de juiste plek
praten= reden
rede
redest
redet
redet
reden
reden

Slide 13 - Sleepvraag

ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
ik
jij
hij/zij/het

wij
jullie
zij/u
wohne
wohnst
wohnt

wohnen
wohnt
wohnen
reise
reist
reist

reisen
reist
reisen
rede
redest
redet

reden
redet
reden
wohnen      reisen          reden
1. stam? werkwoord -en
2. plaats uitgang die hoort bij het pers vnw
BV.: wohnen - wohn - du wohnst
ezelsbruggetje:
(fe)esttenten
normaal            stam op s-klank      stam op -d/-t

Slide 14 - Tekstslide

Grammatica
Was weißt du noch?

haben, sein, werden

Slide 15 - Tekstslide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 16 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 17 - Sleepvraag

Het werkwoord werden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 18 - Sleepvraag

Ich ............ dir die Matheaufgabe erklären.
A
wirde
B
werd
C
werde
D
werdt

Slide 19 - Quizvraag

Ich warte auf Anna. Sie .......... mein Biologiebuch.
A
habe
B
haben
C
habt
D
hat

Slide 20 - Quizvraag

Ariane ............... noch in der Schule.
A
ist
B
bin
C
sind
D
seid

Slide 21 - Quizvraag

Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
werden
D
wert

Slide 22 - Quizvraag

............ du einen Job?
A
Hat
B
Hast
C
Habst
D
Habt

Slide 23 - Quizvraag

Hulpwerkwoord haben + sein
ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat

haben
habt
haben
bin
bist
ist

sind
seid
sind
haben                       sein                       werden
(hebben)                  (zijn)                   (worden/zullen)
Voltooid deelwoord:
gehabt               gewesen         geworden
werde
wirst
wird

werden
werdet
werden

Slide 24 - Tekstslide

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Stencil t/m de onvoltooid tegenwoordige tijd van haben, sein en werden (o.t.t.) 

  • Wie (hoe)? Online of boek
  • Hilfe (hulp)? Buren, docent
  • Zeit (tijd)? 13:20
  • Fertig (klaar)? iets voor jezelf





An die Arbeit!

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide