Hfst 1 Wat een talent 1.9. Media en onderzoek

Welkom! 
Pak je spullen Nederlands (je boek en je laptop) 
Log alvast in. 

Als ik zo de absentie ga doen, zit je klaar met alles, anders heb je een streepje. 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Pak je spullen Nederlands (je boek en je laptop) 
Log alvast in. 

Als ik zo de absentie ga doen, zit je klaar met alles, anders heb je een streepje. 

Slide 1 - Tekstslide

Lesopbouw:
Absentie
Hfst overzicht
Herhaling vorige les
Doel en uitleg deze les
Maken en bespreken opdrachten
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Hfst overzicht: Wat een talent!
Les 1: Fictie
Les 3: Lezen
Les 2: Gedicht
Les 5: Woorden
Les 6: Spreken, kijken en luisteren
Les 7: Grammatica
Les 8: Spelling
Les 9 Media en onderzoek:  Daarna Toets Thema 1
Les 4: Schrijven en formuleren thema 1 en 2:  Daarna SO

Slide 3 - Tekstslide

Wat hebben we vorige les gedaan?

Slide 4 - Open vraag

1.8 Spelling 
Doel: Ik kan de stam en de ik-vorm van een werkwoord spellen. 
  • Ik kijk in Magister. (kijken) 
Ik kan de persoonvorm in tegenwoordige tijd (TT) spellen.
Ik weet wat ik aan het begin en aan het eind van een goede zin moet schrijven.
hoofdletter, punt (.), vraagteken (?) , uitroepteken (!):
  • Hoi allemaal, wat fijn dat jullie er zijn!

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletter (aan het begin van een zin)
Je schrijft aan het begin van een zin altijd een hoofdletter. 

weet je het zeker --> Weet je het zeker?
jij leert je toets goed --> Jij leert je toets goed. 
he let jij eens op --> He, let jij eens op!

Slide 6 - Tekstslide

Punt, vraagteken, uitroepteken
Een ! schrijf je als je ergens de nadruk op wilt leggen. 
  • He, let jij eens op!

Een ? schrijf je als je een vraag stelt waarvan je ook graag het antwoord wilt.  
  • Gaan jij vanavond vroeg naar bed? 


Slide 7 - Tekstslide

Bespreken huiswerk

Slide 8 - Tekstslide

Hoe schrijf je de stam/ik-vorm van:
lopen

Slide 9 - Woordweb

Hoe schrijf je de stam/ik-vorm van:
drijven

Slide 10 - Woordweb

Vul de goede pv in.
(kennen) Jij .... vast ook wel een leuke hond.

Slide 11 - Woordweb

Schrijf de zin op met goede leestekens.
geef me dat boek eens aan

Slide 12 - Woordweb

1.9 Media en onderzoek 
Doel: 
  • Ik weet wat informatiebronnen zijn. 
  • Ik weet hoe ik in boeken iets op kan zoeken. 
  • Ik weet hoe ik moet zoeken op het internet. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is informatie?

Slide 14 - Woordweb

Wat zijn voorbeelden van informatiebronnen?

Slide 15 - Woordweb

Waar haal jij je informatie vandaan?

Slide 16 - Woordweb

1.9 Media en onderzoek 
Als je iets meer wilt weten over een onderwerp, ga je op zoek naar informatie. 
De plek waar je dit zoekt, is je informatiebron. 
  1. internet (apps, websites)
  2. boeken (schoolboeken, woordenboeken)
  3. media (kranten, tijdschriften, tv)
  4. personen (opa, docent enz)

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maken opdrachten op blz 61 opdr 3



Rood = je werkt stil
oranje = je mag zachtjes vragen stellen aan de mensen om je heen
groen: je mag vragen stellen aan de leerkracht/samenwerken
Timer: de tijd die je voor de opdracht hebt. 
timer
2:00

Slide 18 - Tekstslide

Bespreken opdrachten
Schrijf je mee, stel je vragen!

Slide 19 - Tekstslide

1.9 Media en onderzoek 
Zoeken in een boek:
- register
- inhoudsopgave
- trefwoorden
- alfabetische volgorde
- woordenboekvorm ( makkelijkste vorm, huis ipv huizen)

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maken opdrachten op blz 62, 63, 64, 65
opdr 4 - 11
KLAAR: 
Rood = je werkt stil
oranje = je mag zachtjes vragen stellen aan de mensen om je heen
groen: je mag vragen stellen aan de leerkracht/samenwerken
Timer: de tijd die je voor de opdracht hebt. 
timer
20:00

Slide 21 - Tekstslide

Afsluiting van de les
Ik weet hoe en waar ik informatie kan vinden. 

Slide 22 - Tekstslide

Wat zijn informatiebronnen?
A
punt
B
internet
C
boeken, personen
D
alles waar je informatie kan vinden die je nodig hebt.

Slide 23 - Quizvraag

Waar gebruik je een zoekmachine voor?
A
Om iets te vinden op het internet
B
google
C
firefox

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde?
internet, google, boek, persoon
A
google internet persoon boek
B
boek, persoon internet google
C
boek, google, internet, persoon
D
persoon google internet, boek

Slide 25 - Quizvraag

Bedankt voor jullie aandacht!
Je weet nu hoe  en waar je informatie vandaan kan halen. 

Slide 26 - Tekstslide