Gesprekken voeren: tips en oefenen

Gesprekken voeren
Blok 11
Les 2
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Gesprekken voeren
Blok 11
Les 2

Slide 1 - Tekstslide

Planning van deze les
  • Doelen van deze les
  • Terugblik
  • actief luisteren
  • Theorie Doorvragen
  • Een gesprek sturen
  • Miscommunicatiezender - ontvanger
  • Huiswerk
  • Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan de student:
  • Vragen bedenken die helpen bij het doorvragen tijdens een gesprek.
  • Hoe een gesprek te sturen.
  •  In eigen woorden uitleggen wat communicatieproblemen inhoudt en hoe deze ontstaat.
  • Kan de studenten toelichten hoe hij/zij communicatieproblemen voorkomt.
  • Is de student zich bewust van de verschillende manieren om te communiceren.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

Van welke vaardigheden maak je gebruik tijdens een gesprek?
A
Tv kijken, luisteren, knikken
B
Luisteren, samenvatten, de andere kant opkijken
C
Luisteren, samenvatten, doorvragen
D
Samenvatten, lachen, hoesten

Slide 5 - Quizvraag

Welke 3 gespreksdoelen zijn er?

Slide 6 - Open vraag

Iemand vraagt jou de weg naar het station. Jij legt uit hoe diegene daar moet komen. Wat is het gespreksdoel?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Oplossing zoeken
D
Overtuigen

Slide 7 - Quizvraag

Je hebt een sollicitatiegesprek en je wil graag aangenomen worden.
A
Overtuigen
B
Instrueren
C
Oplossing zoeken

Slide 8 - Quizvraag

Wat hoort bij een actieve lichaamshouding?
A
Oogcontact, armen over elkaar
B
Knikken, de andere kant opkijken
C
Open houding, appen met iemand
D
Oogcontact, open houding

Slide 9 - Quizvraag

timer
0:45
Welke gesprekken heb je
wel eens gevoerd?

Slide 10 - Woordweb

timer
1:30
Welke gesprekken horen bij
jouw toekomstige werk?

Slide 11 - Woordweb

zender - ontvanger / actief luisteren
In een gesprek ben je afwisselend zender en ontvanger. 
Dit noemen we INTERACTIE

Actief luisteren doe je door:
  • te knikken
  • te hummen
  • te reageren door een opmerking of een vraag

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 13 - Tekstslide

Doorvragen
Als je meer informatie wilt van je gesprekspartner kun je doorvragen. Een vraag die ingaat op een reactie van een gesprekspartner noem je een vervolgvraag.

Slide 14 - Tekstslide

Vervolgvraag
Deze vragen nodigen de gesprekspartners uit om meer informatie te geven. De vragenstellers zijn dus aan het doorvragen.

Slide 15 - Tekstslide

Doorvragen
Als je iets niet helemaal begrijpt of meer informatie wilt, 
moet je doorvragen: 
  • Wat bedoel je daar precies mee?
  • Wat zou jij dan gedaan hebben?
  • Waarom vind je dat niet goed?

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
Monica:
Wat vind jij van de beslissing die de examencommissie heeft genomen? 

Filip:
Ik vind het een stom besluit en ik snap echt niet dat die beslissing is genomen. 

Monica:
Welke beslissing had volgens jou dan genomen moeten worden?

Slide 17 - Tekstslide

Let op!
De vragen uit het voorbeeld zijn open vragen. Open vragen zijn vragen waarbij de antwoordmogelijkheden niet vaststaan. 

Open vragen stel je als je een uitgebreider antwoord wilt horen of als je iemand de ruimte wilt geven om zijn verhaal te doen. 

Een open vraag begint met een vraagwoord, zoals wie, wat, waar, waarom, hoe en wanneer.

Slide 18 - Tekstslide

Open en gesloten vragen
Gesloten vraag: alleen ja of nee, begint vaak met een werkwoord. 
open vraag: langer antwoord nodig, begint vaak met een 'vraagwoord': wie, wat, waar, waarom, hoe

Slide 19 - Tekstslide

Een gesprek sturen
Tijdens het voeren van een gesprek moet je in staat zijn het gesprek te sturen, zodat je voldoende ruimte krijgt om te spreken en jij en je gesprekspartner elkaar begrijpen. Denk hierbij aan de volgende zaken:

  • Los miscommunicatie op
  • Onderbreek je gesprekspartner op een gepaste manier
  • Behoud gepast de beurt als je gesprekspartner je wil onderbreken
  • Beëindig het gesprek op een goede manier

Slide 20 - Tekstslide

Controlevraag stellen
Als je zeker wilt weten dat je de ander goed hebt begrepen, kun je een controlevraag stellen:
  • Begrijp ik het goed dat...
  • Als ik je goed begrijp... 
  • Dus volgens jou moet ik nu... 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Waar denk je aan bij communicatie problemen?

Slide 23 - Woordweb

Communicatieproblemen
Men spreekt van communicatieproblemen op het moment dat de zender de boodschap niet goed kan overdragen en/of wanneer de ontvanger deze niet begrijpt.

Slide 24 - Tekstslide

Oorzaken van communicatieproblemen
Oorzaken van communicatie problemen kunnen zijn:
  •  Verschil in achtergrond en gewoonten
  • Vertalen van de boodschap
  • Beperking van de zintuig en/of tastorgaan
  • Begrijpen van de boodschap
  • Ruis

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Wat zie je gebeuren, wanneer je kijkt naar haar non-verbale communicatie?

Slide 27 - Open vraag

Wat is hier de oorzaak van miscommunicatie?

Slide 28 - Open vraag

Heb je wel eens communicatieproblemen ervaren op stage? Waar ging dit over?

Slide 29 - Open vraag

Wat kun je doen om communicatieproblemen te voorkomen?

Slide 30 - Woordweb

Welke vormen van communicatie ken jij? en welke worden er bij jou op stage toegepast?

Slide 31 - Open vraag

Communicatiemogelijkheden
Communicatie kan op verschillende manieren en hoeft niet altijd verbaal te zijn. Communicatie bestaat uit drie hoofdgroepen.
  1. Verbaal: praten doormiddel van taal
  2. Gebaren: non-verbaal, denk hierbij aan handgebaren.
  3. Symbolen en letters: pictogrammen, geschreven taal.

Slide 32 - Tekstslide

Tot slot een kleine quiz
Let goed op, het gaat snel!


timer
0:10

Slide 33 - Tekstslide

Jan begrijpt niet goed wat Els bedoelt. Jan moet
A
niets doen
B
doorvragen
C
beter luisteren
D
boos worden

Slide 34 - Quizvraag

Je leidinggevende geeft je feedback op een gemaakte opdracht.
Jij moet
A
rustig afwachten of ze nog meer gaat zeggen
B
doorvragen
C
controlevraag stellen
D
huilen

Slide 35 - Quizvraag

Bart maakt een vlog.
Is er sprake van interactie?
A
Nee, want er luistert niemand naar hem.
B
Ja, want hij is alleen aan het woord.
C
Nee, want hij is alleen aan het woord.
D
Ja, want alle kijkers luisteren naar hem.

Slide 36 - Quizvraag

Zijn de volgende vragen open of gesloten? 







Open: langer antwoord nodig
gesloten: ja of nee
timer
0:10

Slide 37 - Tekstslide

Wat doe je vanavond?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 38 - Quizvraag

Heb je iets te doen vanavond?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 39 - Quizvraag

Houd jij van sneeuw?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 40 - Quizvraag

Welke tv-programma's vind jij leuk?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 41 - Quizvraag

Aan de slag!
Studiereader starttaal

Thema 1, hoofdstuk 6
theorie 1 t/m 10

vraag 4, 7, 9 samenwerken


Slide 42 - Tekstslide

Wat neem je mee uit deze les?

Slide 43 - Open vraag

tot de volgende les

Slide 44 - Tekstslide