Gesprekken voeren theorie

GESPREKKEN VOEREN
 Gesprekstechnieken





                                                                                                          Theorie
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

GESPREKKEN VOEREN
 Gesprekstechnieken





                                                                                                          Theorie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESDOEL + PROGRAMMA
Aan het einde van de les:
  • Ken je een aantal basis-gesprekstechnieken en
  • kun je deze toepassen en herkennen in een gesprek. 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed gesprek = actief luisteren
Zender - (Boodschap) - Ontvanger


Actief Luisteren
Samenvatten/Parafraseren
(controle van info + leiding houden)
Doorvragen [herhalen, verduidelijken, doorvragen, stilte]

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je laten merken
dat je actief luistert?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

 ACTIEF LUISTEREN = BETROKKEN ZIJN
  • Afsluiten voor andere dingen, de rust om te luisteren
  • Lichaamstaal (zithouding, oogcontact, rust) 
  • Knikje, 'mimiek'
  • Luistergeluiden [hmhm]
  • De ander laten uitpraten
  • Samenvatten / doorvragen (parafraseren)



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afstemmen op gespreksdoel en gesprekspartner







Als je een gesprek voert moet je je boodschap afstemmen op je gesprekspartner. Dit doe je door een formele of informele toon te hanteren en je woordgebruik en de uitleg die je geeft af te stemmen op de voorkennis van je gesprekspartner.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOORTEN VRAGEN
  • Open vragen 
  • Gesloten vragen
  • Reflecterende vragen
  • Suggestieve vragen
  • Indirecte vragen
  • Directe vragen 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOORTEN VRAGEN
Open vragen                               Wat heb je gisteren gedaan?
Gesloten vragen                        Heb je een computer bij je?
Reflecterende vragen            Hoe heb je je de afgelopen periode                                                                                       gevoeld?
Suggestieve vragen                Waarom was je vanochtend  eigenlijk zo                                                                                laat?
Indirecte vragen                       Ik zou willen weten of je mee gaat .....
Directe vragen                           Ben je blij met je studiekeuze?

Slide 8 - Tekstslide

Reflecteren - Reflecteren betekent dat je nadenkt over je eigen ervaringen en gedrag. 
Gesprekstechnieken:
Niet doen:

Laat OMA thuis: Oordelen, Meningen, Aannames

NIVEA: Niet Invullen Voor Een Ander.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gesprekstechnieken
Wel doen:

LSD: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen

OEN: wees Open, Eerlijk, Nieuwsgierig

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gesprekstechnieken
Sowieso doen:

LSD: Luisteren, samenvatten en doorvragen 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doorvragen
Als je meer informatie wilt van je gesprekspartner kun je doorvragen. Een vraag die ingaat op een reactie van een gesprekspartner noem je een vervolgvraag.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doorvragen
Als je iets niet helemaal begrijpt of meer informatie wilt, 
moet je doorvragen: 
  • Wat bedoel je daar precies mee?
  • Wat zou jij dan gedaan hebben?
  • Waarom vind je dat niet goed?
  • Hoe komt het dat het nu wel goed gaat?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Monica:
Wat vind jij van de beslissing die de examencommissie heeft genomen? 


Filip:
Ik vind het een stom besluit en ik snap echt niet dat die beslissing is genomen. 


Monica:
Welke beslissing had volgens jou dan genomen moeten worden?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open en gesloten vragen
De vragen uit het voorbeeld zijn open vragen. Open vragen zijn vragen waarbij de antwoordmogelijkheden niet vaststaan. 

Open vragen stel je als je een uitgebreider antwoord wilt horen of als je iemand de ruimte wilt geven om zijn verhaal te doen. 

Een open vraag begint met een vraagwoord, zoals wie, wat, waar, waarom, hoe en wanneer.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open en gesloten vragen
Gesloten vraag: alleen ja of nee, begint vaak met een werkwoord. 
open vraag: langer antwoord nodig, begint vaak met een 'vraagwoord': wie, wat, waar, waarom, hoe

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controlevraag stellen
Als je zeker wilt weten dat je de ander goed hebt begrepen, kun je een controlevraag stellen:
  • Begrijp ik het goed dat...
  • Als ik je goed begrijp... 
  • Dus volgens jou moet ik nu... 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TERUGBLIK
Communicatie 
zender -[boodschap]- ontvanger

Ingrediënten voor goede communicatie
 LSD: luisteren, samenvatten, doorvragen
 Houding (lichaamstaal)
 Niveau 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies