Les 4 week 39 Nederlands

Les 4
Les Nederlands 

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 4
Les Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning vandaag
Uitleg: 
- Werkwoordspelling voltooide tijd
- Week tegen pesten



Uitvoeren: 
- Week tegen pesten
- werken in studiemeter 
- maken opdrachten leerwerkboek blz 52 - 54


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling
voltooide tijd

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je het nog?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd? > 
't sexy fokschaap

Sterke werkwoorden veranderen van klank > ik loop, ik liep.

Helder?
Verleden tijd

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooide tijd (voltooid deelwoord)
  • Voltooide tijd = iets is al gebeurd of afgerond!
  • Een voltooid deelwoord is een vervoegd werkwoord
  • Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge-, be-, her-, er-, ont- of ver- 
  • Bijvoorbeeld: gebeurd, ontvoerd, verdraaid.
  • Hoe spel je met het juiste voltooid deelwoord?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
Bijvoorbeeld het werkwoord 'maken' (zwak werkwoord)
Bijvoorbeeld het werkwoord 'lopen' (sterk werkwoord)
Ik maak > ik maakte
> een t bij de verleden tijd?
Dan bij het volt. deelwoord ook een t > ik heb gemaakt
> een d bij de verleden tijd?
Dan bij het volt. deelwoord ook een d >  ik zoende > ik heb gezoend
Ik loop > ik liep
> verandering van klank?
Dan bij het volt.  deelwoord  -en of -n > ik heb gelopen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een paar voorbeelden:
  • Ik verken > ik verkende > ik heb verkend
  • Ik schilder > ik schilderde > ik heb geschilderd
  • Ik noteer > ik noteerde > ik heb genoteerd

  • Ik kook > ik kookte > ik heb gekookt
  • Ik tik >  ik tikte > ik heb getikt
  • Ik gebruik > ik gebruikte > ik heb gebruikt

  • Ik vind > ik vond > ik heb gevonden
  • Ik schrijf > ik schreef > ik heb geschreven
  • Ik geef > ik gaf > ik heb gegeven

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening: vul het juiste voltooid deelwoord in.
a. Ik heb vlak bij de kust ..... (snorkelen)
b. Ik heb het ver ..... (schoppen)
c. Ik heb een wedstrijd ..... (voetballen)
d. Ik heb mij enkel ..... (bezeren)
e. Ik heb met mijn hond ..... (lopen)
f. Ik heb de bal te hoog ..... (koppen)
h. Ik heb gisteren een toets ..... (maken)
i. Hij heeft met vals geld ..... (betalen)
j. De leraar heeft mij goed ..... (behandelen)
k. Hij heeft altijd in mij ..... (geloven)
l. De man heeft daar .... (inbreken)
m. Ik heb de muren van mijn kamer ..... (verven)
n. De kinderen hebben leuk ..... (spelen)
o. Ik ben laat naar huis ..... (gaan)
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Ik heb vlak bij de kust gesnorkeld.
b. Ik heb het ver geschopt.
c. Ik heb een wedstrijd gevoetbald.
d. Ik heb mij enkel bezeerd.
e. Ik heb met mijn hond gelopen.
f. Ik heb de bal te hoog gekopt.
h. Ik heb gisteren een toets gemaakt.
i. Hij heeft met vals geld betaald.
j. De leraar heeft mij goed behandeld.
k. Hij heeft altijd in mij geloofd.
l. De man heeft daar ingebroken.
m. Ik heb de muren van mijn kamer geverfd.
n. De kinderen hebben leuk gespeeld.
o. Ik ben laat naar huis gegaan.
Antwoorden:

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Introductie

Op school wordt vaak gezegd dat pesten niet mag. “Dat hoort niet!” Maar wist je dat het uittesten van elkaar, echt ín ons zit? Dat iedereen het wel eens doet en het er dus ook bij hoort? Het is een groepsverschijnsel: overal waar groepen samen zijn komt het voor. Zelfs dieren, zoals mensapen, plagen en pesten!

Zo simpel als “niet doen, dat hoort niet!” is het dus (helaas) niet.
Pesten is er altijd geweest en het zal er altijd zijn.


Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 14 - Tekstslide

Bekijk het filmpje

Reflecteer op het fragment. Wat hebben jullie gezien? Wat gebeurde er? Is dit plagen of pesten? Werd het baby-aapje verdedigd? Kwam het aapje voor zichzelf op? Wat voor effect had dat? Etc.



Slide 15 - Tekstslide

Het verschil tussen mens en dier...

Toch is er een belangrijk verschil tussen mensen en dieren. Bij mensen kan plagen uit de hand lopen, dan wordt het pesten. Dit gebeurt bij dieren vaak niet/nauwelijks.

Dieren stoppen bij een bepaalde 'plaag-grens', doen ze dit niet dan grijpt de leider de van de groep in. Wij leven niet in groepen met één leider.

Wel leven we in subgroepen met iemand die de leiding heeft. Denk bijvoorbeeld aan de klas, een voetbalteam of thuis.

Bij mensen is er (als het goed is) geen dominate gromende alfa-male die bepaalt hoe iedereen zich gedraagt. Eigen verantwoordelijkheid vinden wij mensen belangrijk.

Ook bij pestsituaties zouden we die verantwoordelijkheid samen moeten nemen! Maar hoe?


Slide 16 - Tekstslide

Plagen of pesten
Om te weten wat je kunt doen, is het belangrijk te snappen wat er gebeurt bij pesten.

Elkaars grenzen opzoeken en elkaar uittesten hoort er dus bij, en als dat een beetje plagend is wordt het (meestal) geaccepteerd.

Maar, wanneer wordt het dan pesten?  Wat is dan het verschil tussen plagen en pesten?

Wat denken jullie?
Schrijf mee op het bord!
Gebruik hiervoor een zwarte stift.  

TIP: mocht de brainstorm moeilijk op gang komen kun je zelf wat situaties schetsen en vragen of zij het plagen of pesten vinden. En waarom dan?  

Slide 17 - Tekstslide

Plagen of pesten II
Bekijk nu de resultaten van jullie brainstorm en omcirkel de elementen van pesten met rood! Vul eventueel dingen aan die je mist.
 
INFO: De kenmerkende elementen van plagen zijn:

  • Het is gelijkwaardig, vaak met humor.
  • Niemand wordt opzettelijk kwaad gedaan.
  • Iedereen kan doelwit zijn.
  • Het gebeurt af en toe en niemand vindt het echt heel erg.

De kenmerkende elementen van Pesten zijn:

  • Het is kwetsend bedoeld (of wordt zo ervaren) Het is vaak gericht op een dezelfde persoon
  • Het gebeurt regelmatig/vaak.
  • Er is sprake een machtsverschil (bv. groot tegen klein, veel tegen weinig, sterk tegen zwak, snel tegen traag, populair tegen niet populair, etc.)

Dit kunnen leerlingen uiteraard in hun eigen woorden benoemen zorg dat alle zaken even worden genoemd.

Slide 18 - Tekstslide

Rollen bij pesten
In een pestsituatie zijn er mensen die pesten, mensen die meelopen, mensen die toekijken, mensen die zich er niet mee bemoeien en natuurlijk de mensen die gepest worden.

In zo'n situatie is het belangrijk om je bewust te zijn van je rol en daarmee ook. jouw invloed. Je kunt altijd iets te doen!

Wat? 
Daar gaan we mee aan de slag!


Slide 19 - Tekstslide

Lees de casus!

Lees klassikaal de casus of laat de leerlingen individueel de casus lezen.

Slide 20 - Tekstslide

Het werkbald in viertallen
Maak viertallen in de klas.
Bij ongelijke aantallen kun je beter een aantal drietallen maken en meerdere werkbladen printen.

STAP 1: KIES EEN ROL

Deel de werkvellen en de handout met de casus uit. Iedereen kiest 1 van de 2 rollen in de hoek van het werkblad waar je nu zit. Lees nu je eigen korte rol en leef je in!

-Wie ben jij in dit verhaal?
-Wat vind je hiervan?
-Hoe verhoud jij je tot anderen


STAP 2:
Bedenk vervolgens wat deze rol anders zou kunnen doen om de situatie te verbeteren.

Bedenk verschillende opties. Je hoeft het niet op te lossen maar iedereen heeft de kracht om iets te veranderen.
Welke stappen zet jouw rol?

Iedere leerling schrijft in zijn eigen vakje  zoveel mogelijk ideeën op.
Zonder overleggen dus!


Let op: Benadruk dat je moet denken als je rol, dus niet als jezelf!

Slide 21 - Tekstslide

Stap 3: SAMENVOEGEN

Bespreek nu om en om wat jullie individueel hebben bedacht.
Bespreek de oplossing van elke rol.

Bespreek samen wat, per rol het beste idee of gedrag is.  Zet de vier conclusies in het eindvak.


Slide 22 - Tekstslide

Vragen bij het middenvak
Als alle vier de antwoorden in het eindvak staan bespreken jullie als viertal wat het effect zou zijn van deze individuele acties op de ‘pestsituatie’ van de casus.

  • Heeft dit effect? Waarom wel waarom niet?Is er meer nodig denken jullie?
  • Zijn de dingen die jullie hebben bedacht haalbaar, zien jullie dit echt gebeuren of is het meer iets dat je zegt en niet echt doet?
  • Hoe zou de rest van de rollen reageren?

Slide 23 - Tekstslide

Reflectie
Bespreek klassikaal een aantal groepjes.
Wie wil zijn uitkomst delen? Wie had er een boeiend gesprek? Wie vond het lastig? Etc.

Zoals jullie met elkaar hebben opgehaald blijkt dat iedereen, in welke rol dan ook, iets kan doen om pesten aan te pakken. Welk effect dat heeft is altijd anders maar Iedereen kan zijn eigen gedrag veranderen en daarmee het proces beïnvloeden!

Vertel je leerlingen dat:

1)    Voor ‘jezelf’ denken (Wat doe ik? Wat betekent dat voor anderen?) heel belangrijk is.

2)   Bij pestgedrag altijd de (eerder genoemde) rollen vervult worden.  In elke situatie en in elke rol kun je op pauze drukken en denken: Waar sta ik? Welke rol? En vervolgens… Wat kan ik doen?

3)    Iedereen  kan -nu of in de toekomst- een verschil maken bij pesten.
Dat KUN je zonder twijfel, de vraag is alleen doe je het ook als het nodig is?

TIP: Het heeft meerwaarde als je als leerkracht zelf een persoonlijk verhaal kunt delen hierover: ben je ooit gepest, was je ooit meeloper, een pester? En wie maakte in die situatie het positieve verschil?

LET OP: doe dit alleen als je je er goed en veilig bij voelt.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitvoeren: 

Uitvoeren:
- Opdracht Week tegen pesten
- werken in studiemeter
- maken opdrachten leerwerkboek blz 52 - 54

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies