Consumeren

Inkomsten en uitgaven 
Primarire behoeften

Secundaire behoeften

Geef van beide behoeften 2 voorbeelden.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Inkomsten en uitgaven 
Primarire behoeften

Secundaire behoeften

Geef van beide behoeften 2 voorbeelden.

Slide 1 - Tekstslide

Primair en secundair inkomen
 Primair: Arbeid , Eigendom  , Eigen bedrijf

Secundair: Kindertoeslag, huurtoeslag, zorgtoeslag, bijstand


Inkomen in natura: Je krijgt je geld in producten (voorbeeld ?)

Slide 2 - Tekstslide

Uitgaven
Dagelijkse uitgaven:.........................................?

......................................................> wasmachine, auto, vakantie


Vaste lasten:...................................................?

Slide 3 - Tekstslide

Budgetteren
De hoeveelheid geld waarvan een gezin  moet rondkomen =  budget.


Waar kan je op bezuinigen? Primair of secundair?




Slide 4 - Tekstslide

Geld en betalen
3 functies van geld: 
 > Ruilen en betalen
> Rekenmiddel
> Spaarmiddel

Directe ruil 
Indirecte ruil   Voorbeelden?

Slide 5 - Tekstslide

Chartaal / Giraal geld
Chartaal geld > munten en bankbiljetten
Giraal geld > geld op een betaalrekening
 Bijvoorbeeld: Creditcard, machtiging, overschrijving, internetbankieren.


Voordeel  / nadeel van huurkoop??

Slide 6 - Tekstslide

Koopgedrag
De manier waarop je aankop doet


Commerciele reclame :  winst vergroten

Ideele reclame:  doorgeven van belangenloze boodschap
Consumenten / conumentenorganisatie??

Slide 7 - Tekstslide

Koopkracht en inflatie
De hoeveelheid producten die je kunt kopen............................?

Inflatie...................................................?



Slide 8 - Tekstslide

Soorten inflatie
Bestedingsinflatie......................................................................?


Het maken van producten is duurder geworden.........................?




Slide 9 - Tekstslide

Loonsverhoging
Prijscompensatie : Een werknemer krijgt loonsverhoging omdat de prijzen stijgen.


Reele loonsverhoging: Een werknemer krijgt een hogere loonsverhoging dan de inflatie
Bij welke vorm van loonsverhoging heb je meer te besteden?

Slide 10 - Tekstslide

Soorten kosten ?!
Een bedrijf heeft veel verschillende kosten. Voorbeelden van bedrijfskosten zijn personeelskosten, energiekosten, huisvestingskosten, reclamekosten, materiaalkosten. 
Om welke soort kosten gaat het in de volgende gevallen?

1. De rekening van het gasbedrijf bedraagt € 200,- per maand.
2. Als je hier komt werken, krijg je een auto van de zaak.
3. Ons bedrijf is sponsor van de plaatselijke voetbalvereniging.
4. Het magazijn wordt voor € 10.000,- verbouwd.
Voor het produceren van de deuren is voor € 500,- aan hout gebruikt.

Slide 11 - Tekstslide

Sparen en lenen
 >2 redenen om te sparen

> Rente  Krediet / aflossen  / zekerheid / 

> Koop op afbetaling > direct de eigenaar
> Huurkoop > laatste termijn pas eigenaar. 

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor: consumentengedrag?
A
koopmotief
B
koopkracht
C
koopgedrag
D
koopbehoefte

Slide 13 - Quizvraag

Een ander woord voor contact geld is?
A
euro
B
chantaal geld
C
giraal geld
D
chartaal geld

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen giraal en chartaal geld?

Slide 15 - Open vraag

Wat gebeurt er als we spreken van inflatie?
A
geld wordt minder waard door prijsstijging
B
geld wordt meer waard door prijsstijging
C
geld wordt minder waard door prijsdaling
D
geld wordt meer waard door prijsdaling

Slide 16 - Quizvraag

Een voorbeeld van een vaste uitgave is?
A
een autoverzekering
B
boodschappen
C
een vakantie

Slide 17 - Quizvraag

Een nieuwe auto is een voorbeeld van
A
incidentele uitgave
B
vaste uitgave
C
dagelijkse uitgave

Slide 18 - Quizvraag

Je eigen koopkracht hangt af van:
A
Je inkomen en je schulden
B
Hoeveel uur je werkt
C
Welke auto je hebt

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen bestedingsinflatie en kosteninflatie ?

Slide 20 - Open vraag

Wat is het verschil tussen huurkoop en koop op afbetaling?

Slide 21 - Open vraag

Een voorbeeld van giraal geld is:
A
bankbiljetten
B
internetbankieren
C
munten

Slide 22 - Quizvraag

Een primaire uitgave is
A
water en brood
B
x-box
C
nieuwe spijkerbroek

Slide 23 - Quizvraag

Zijn er nog vragen over de toets van morgen?

Slide 24 - Open vraag