A2 herhalingsles

• Nederlands
• WO
• Studiejaar 6

Maak een indirecte vraag van:
"Waar ligt het station?"

Maak een indirecte vraag van:
"Kan je hier goed eten?"

Wat is het bewolkt!
Antwoord met: zullen - wel - regenen

Waarschijnlijk komt Marjan met de trein.
Herschrijf de zin met zullen en wel.

Wat doe je volgend weekend?

Kijk, ik heb nieuwe schoenen. Leuk!
Waar heb je ... gekocht?

1. die
2. dat

Mag ik even naar het toilet?
Ja, ... is boven.

1. die
2. dat

Komt Willem vanavond op bezoek?
Geef een antwoord. Begin met die of dat.

Heb je de tekst al gelezen?
Ja, ... heb ik al gelezen. En jij?

1. die
2. dat

We moeten de rekening nog betalen.
Nee hoor, ...
Geef een antwoord. Begin met die of dat.

Hoe heet dit ding?
...

Antwoord met er of daar.
Is iedereen in de les?

Antwoord met er of daar.
Wat zit er in je tas?

Antwoord met er of daar.
Heb je in Amsterdam gewoond?

Antwoord met er of daar.
Hoeveel kinderen heb je?

Wat doe je nu?

Wat doet je partner/kind/kat/... nu?

Dit is een leuk eetcafé ... je kunt hier niet vegetarisch eten.
(en/of/maar/want/dus?)