G9VPF 08-02-21

Revalidatie
Terugblik studietaak
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Revalidatie
Terugblik studietaak

Slide 1 - Tekstslide

Revalidatie kan op elke leeftijd
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Bij klinische revalidatie verblijft een zorgvrager altijd in een ziekenhuis
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Revalidatie bestaat uit de volgende fasen:
A
Acute fase, observatiefase, revalidatiefase, zelfstandige fase
B
Observatiefase, behandelfase, afrondingsfase (ontslagfase)
C
Observatiefase, revalidatiefase, afrondingsfase (ontslagfase)

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het doel van revalidatie?
A
leren omgaan met de ziekte/beperking en zoveel mogelijk eigen regie bij de cliënt
B
hoge kwaliteit van leven zonder pijn
C
volledig genezen
D
mantelzorgers ontlasten

Slide 5 - Quizvraag

Beschrijf een voorbeeld van een SMART geformuleerd revalidatiedoel

Slide 6 - Open vraag

Wat is het verschil tussen revalidatie en reactivering?

Slide 7 - Open vraag

Reactivering
Reactiveren is het opnieuw onder controle krijgen van de dagelijkse activiteiten van het leven.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is coping?
A
Samen met een ander oplossingen zoeken
B
Instanties om hulp vragen
C
Gedrag van een ander kopiëren
D
Hoe iemand omgaat met problemen of stress

Slide 9 - Quizvraag

Coping mechanisme 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is revaliderend werken
A
een zorgvrager zo veel mogelijk ondersteuning bieden bij zijn dagelijks functioneren
B
met een zorgvrager op zoek gaan naar hulp van anderen in de thuissituatie
C
een zorgvrager zo min mogelijk zorg uit handen nemen en zo veel mogelijk verantwoordelijkheid geven.
D
vraaggericht werken dwz ondersteuning bieden waar de zorgvrager om vraagt

Slide 11 - Quizvraag

Overdracht: in je subgroep
  1. Bekijk de meegebrachte overdrachtsformulieren van de verschillende leerbedrijven. Wat komt overeen en wat zijn verschillen
  2. Stel vast welke elementen in een schriftelijke overdracht vermeld moeten worden: gebruik hiervoor de theorie uit zorgpad en de meegebrachte overdrachtsformulieren
  3. Schrijf aan de hand van de door jullie vastgestelde elementen een overdracht voor Mw Schuurmans
  4. Wat is volgens jullie een goed voorbeeld van een "warme" overdracht?
  5. Vind je het wenselijk dat er naast een schriftelijke overdracht ook een mondelinge overdracht plaatsvindt? Wanneer wel/niet. Onderbouw je antwoord?

Lever jullie uitwerking in op teams, vraag evt. feedback van de docent

Slide 12 - Tekstslide