2VE - Acheter des vêtements

Thème: 
Faire du shopping
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thème: 
Faire du shopping

Slide 1 - Tekstslide

Acheter des vêtements

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Les devoirs
Bereid voor: Chapitre 3, opdracht 15


Je kunt kort je favoriete kledingstuk beschrijven (naam kledingstuk, kleur, maat, merk, prijs, waar je het gekocht hebt, en wanneer je het draagt).
Je kunt dit uit je hoofd!

Slide 6 - Tekstslide

Planning - Cette semaine
  • Style vestimentaire
  • Introduction au thème
  • Tâche: montre ton style! - Schrijfvaardigheid
  • Prochain cours: spreekvaardigheid

Slide 7 - Tekstslide

Toetsing Chapitre 3 "La mode"
Eindtoets

PO: In de vorm van een mondeling in duo's (een gesprekje)


Slide 8 - Tekstslide

Montre ton style!

Slide 9 - Tekstslide

Style vestimentaire

Slide 10 - Tekstslide

Tâche
1) Maak jouw 'page de style'

2) Kort gezegd: minimaal 10 plaatjes en 10 zinnen

Slide 11 - Tekstslide

Page de style
Qu'est-ce que tu adores?
Qu'est-ce que tu préfères?
Qu'est-ce que tu aimes?

Slide 12 - Tekstslide

Page de style
  • Laat zien wat jouw stijl is
  • Ik zou je stijl moeten herkennen
  • Merken, kleding, accessoires, stijl (sportif, décontracté, classique, moderne, )

Slide 13 - Tekstslide

Images
Zoek minimaal 10 afbeeldingen die verschillende dingen van jouw stijl laten zien. 

Verzamel ze in één document (bijvoorbeeld PicCollage)

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Gebruik een bijvoeglijk naamwoord:
- beau, belle
- sportif
- couleurs
- confortable
- etcétera

Slide 15 - Tekstslide

Werkwoorden
Gebruik in iedere zin een werkwoord, par exemple:
- aimer, adorer, préférer
- porter
- acheter
J'aime/j'adore/j'achète/je porte souvent


Slide 16 - Tekstslide

Volgorde
1) Onderwerp (Je)
2) Werkwoord(en)
3) Rest van de zin (plek, tijd, lijdend voorwerp)



Slide 17 - Tekstslide

Voegwoorden
- parce que = omdat
- mais = maar
- donc = dus
- et = en
- c'est pourquoi = daarom...
Deze voegwoorden wil ik in de zinnen terugzien

Slide 18 - Tekstslide

Exemples
  • Je préfère un style sportif mais j'aime aussi un style classique
  • J’aime les chaussettes parce qu'elles sont confortables 
  • J'adore cette combinasion d'un jeans, un T-shirt noir et un pull rouge

Slide 19 - Tekstslide

Au travail
  • Tâche: Teams/Opdrachten voor alle info
  • 10 plaatjes & minimaal (samengestelde) 10 zinnen
    - Samengestelde zinnen: verschillende werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden & voegwoorden
  • Stuur mij eventueel zinnen in de chat voor feedback

Maak vóór de volgende les alvast duo's! Dinsdag doorgeven

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Thème: 
Faire du shopping

Slide 24 - Tekstslide

Acheter des vêtements

Slide 25 - Tekstslide

Conversation 
  • Luistervaardigheid
  • Préparation: ta page de style
  • Entre vendeur/vendeuse et client(e)
  • Le client/la cliente & le vendeur / la vendeuse
  • Tu vas acheter les choses que tu as posé sur ta page de style

Slide 26 - Tekstslide

9

Slide 27 - Video

Conversation dans une boutique
1) Binnenkomst
2) Vertellen wat je zoekt (kledingstuk)
3) Zeg wat je maat is
4) Wat voor kleur je wil
5) Vertel wat je 'style' is (allebei)
6) Vertel over welk(e) merk(en) je leuk vindt (allebei)
7) Zeg dat je het mooi vindt
8) Vraag waar de paskamer is
9) Vraag hoe het staat
10) Vraag hoe duur en zeg hoe je wil betalen
11) Gedag zeggen

Slide 28 - Tekstslide

Vendeur/Vendeuse
1) Binnenkomst: groeten
2) Vragen of je kunt helpen
3) Vraag wat zijn/haar maat is
4) Vraag wat voor kleur je wil
5) Vertel wat je 'style' is (allebei)
6) Vertel over welk(e) merk(en) je leuk vindt (allebei)
7) Vraag wat hij/zij van dit kledingstuk vind
8) Vertel waar de paskamer is
9) Vertel hoe je het kledingstuk vindt staan
10) Vertel de prijs 
11) Gedag zeggen
Client(e)
1) Binnenkomst: groeten
2) Vertellen wat je zoekt (kledingstuk)
3) Zeg wat je maat is
4) Wat voor kleur je wil
5) Vertel wat je 'style' is (allebei)
6) Vertel over welk(e) merk(en) je leuk vindt (allebei)
7) Zeg dat je het mooi vindt
8) Vraag waar de paskamer is
9) Vraag hoe het staat
10) Vraag hoe duur en zeg hoe je wil betalen
11) Gedag zeggen

Slide 29 - Tekstslide

05:30
Wat betekent: Je peux vous aider?

Slide 30 - Open vraag

06:00
Welke twee kledingstukken noemt het meisje dat uit de kleedkamer komt?
A
Jurkje en spijkerbroek
B
Rokje en spijkerbroek
C
Rokje en bloes
D
Jurkje en bloes

Slide 31 - Quizvraag

06:17
Wat betekenen de woorden 'moche' et 'démodé'? (negatieve woorden)

Slide 32 - Open vraag

06:43
Je vais seulement prendre le chemisier...

Slide 33 - Open vraag

07:07
Joyeux anniversaire!

Slide 34 - Open vraag

07:21
C'était en soldes...
A
Er was er nog maar eentje in de winkel.
B
Ik heb het van mijn moeder gekregen.
C
Ik heb mijn outfit al een tijdje.
D
Het was in de aanbieding.

Slide 35 - Quizvraag

07:39
Wat heeft Ahmed aangetrokken?

Slide 36 - Open vraag

08:41
Wat is de grap?

Slide 37 - Open vraag

09:02
Toi aussi, tu as aussi ce chemisier?
A
Overhemd
B
Bloes
C
Shirt
D
Vest

Slide 38 - Quizvraag

Réagir à une question
Tu vas parler dans une boutique de vêtements
Le but: tu peux te débrouiller dans un magasin


Slide 39 - Tekstslide

Welke zin hoort bij wie?
Client
Vendeur
Vous desirez?
Voilà un pantalon, qu'est-ce que vous trouvez?
Vous faites quelle taille?
Où est la cabine d'essayage?
Je cherche un pantalon pour mon travail.
Je fais du 42.
La cabine d'essayage est au fond. 
Ce n'est pas trop petit?

Slide 40 - Sleepvraag

De paskamer is achterin.
Waar is de paskamer?
Wat is uw maat?
Ik zoek een broek voor mijn werk.
Ik heb maat 42.
Wat wenst u? Kan ik u helpen?
Is het niet te klein?
En deze broek, wat vindt u?
Vous desirez?
Voilà un pantalon, qu'est-ce que vous trouvez?
Vous faites quelle taille?
Où est la cabine d'essayage?
Je cherche un pantalon pour mon travail.
Je fais du 42.
La cabine d'essayage est au fond. 
Ce n'est pas trop petit?

Slide 41 - Sleepvraag

Zet in de goede volgorde...
Hallo, kan ik u helpen?
Ik heb maat 38.
Ik hou van zwart.
Welke kleur wilt u?
Hoe duur is het?
Welke maat heeft u?
Het kost 100 euro.
Ik zoek een jurk voor een feest.
Bonjour, je peux vous aider?
Vous faites quelle taille?
Quelle couleur voulez vous?
Je fais du 38.
Je cherche une robe pour une fête.
Ça fait combien?
Ça fait 100 euros. 
J'aime le noir.

Slide 42 - Sleepvraag

Finalement
  • Au travail

  • Parle à haute voix
  • N'hésite pas à me contacter

Slide 43 - Tekstslide