Chapitre 5 les 7

Plan du cours


  • Corriger 
  • Réviser (herhalen)
  • oefenen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Plan du cours


  • Corriger 
  • Réviser (herhalen)
  • oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen in deze les:
  1.   Ik weet hoe je Passé composé gebruikt met être & avoir.
  2. Ik weet hoe je  werkwoorden op -re moet  vervoegen
  3. Ik weet welke voorzetsels er bij landen en steden komen te staan.



Slide 2 - Tekstslide

Corrigez 27 d
Exercice 27d 
1 réponds     4 vend 
2 attends     5 perdent 
3 entendons     6 rend 

Slide 3 - Tekstslide

Corrigez 27 e

1 as entendu  
2 avons perdu  
3 a rendu 
4 a perdu  
5 ont répondu 
6 ont attendu  
 
 

Slide 4 - Tekstslide

Corrigez 40 a

1 Ja. Ik ben in Parijs en de Côte d’Azur geweest. 
2 In de bergen en in Biarritz. 
3 Om te kunnen surfen. 
4 Surfen en op het strand in de zon zijn. 

Slide 5 - Tekstslide

Corrigez 40 b
1 Omdat ieder jaar meer dan 80 miljoen toeristen naar Frankrijk gaan. Dat is erg veel. 
2 De Alpen en de Pyreneeën. 
3 Toeristen die Parijs bezoeken gaan naar musea zoals het Louvre en bezienswaardigheden zoals de Eiffel Toren of de Notre Dame. 
4 Voornamelijk naar stranden, maar ook naar gebieden met lavendelvelden in Zuid Frankrijk, of op het platteland. 
5 Kastelen, mooie dorpjes, de Mont Saint-Michel en attractieparken zoals Disneyland Parijs, de Futuroscope of Parc Asterix. 
6 Disneyland Parijs. 
 
  
 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

De passé composé
Kijk de volgende video met uitleg. 

Slide 8 - Tekstslide

Passé Composé

Slide 9 - Tekstslide

ATTENTION!!
Gebruik je être als hulpwerkwoord, dan kan er een extra 'e' en/of 's' achter het voltooid deelwoord komen.

Slide 10 - Tekstslide

Par example
Hij is gegaan: il est allé

Zij is gegaan: Elle est allée

Wij zijn gegaan: Nous sommes allés

Sophie en Marie zijn gegaan: Sophie et Marie sont allées

Slide 11 - Tekstslide

ik heb gekeken
A
j'ai regarde
B
j'ai regardé
C
tu as regarde
D
il ai regardé

Slide 12 - Quizvraag

Wij zijn geweest
A
Nous sommes été
B
Nous sommes eu
C
Nous avons été
D
Nous avons eu

Slide 13 - Quizvraag

Zij (vrl) zijn vertrokken
A
elles sont parti
B
elles ont parti
C
elles sont parties
D
elles sont parties

Slide 14 - Quizvraag

Hij is gegaan
A
Il est allé
B
il a allé

Slide 15 - Quizvraag

Hij heeft gemaakt
A
Il a faire
B
il est faire
C
il a fait
D
il a faite

Slide 16 - Quizvraag

Jij bent gebleven
A
Tu as resté
B
Tu es resté

Slide 17 - Quizvraag

Bron G: verbes -re
  • zorg dat je ook de betekenis weet van de ww uit bron G en dat je dus ook de vertaling weet F-N en N-F !

Slide 18 - Tekstslide

Bloc G -> verbes en -re
De regelmatige ww die eindigen op -re (attendre, vendre, rendre, perdre, entendre, répondre) worden op dezelfde manier
vervoegd.
Stam + uitgang.
Je rends
tu rends
il rend
nous rendons
vous rendez
ils rendent
Je attends
Tu attends
il attend
nous attendons
vous attendez
ils attendent

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Vervoeg: Nous ____ (wachten, présent)

Slide 21 - Open vraag

Vervoeg: Ils _____ (verliezen, passé composé)

Slide 22 - Open vraag

Voorzetsels bij landen en steden/dorpen

Slide 23 - Tekstslide

voorzetsels bij steden/landen
-Marc habite à Bruxelles.
-J'ai été en France.
-Tu vas aux Etats-Unis?
-Non, je vais au Portugal.

Slide 24 - Tekstslide

voorzetsels bij landen- en stedennamen

                                     |  mannelijk  |   vrouwelijk   |   meervoud  |
----------------------------------------------------------------
landen                      |          au         |           en            |           aux        |            
----------------------------------------------------------------
steden                      |           à           |             à             |           -             |            
----------------------------------------------------------------          werelddelen          |            -           |            en           |              -          |

Slide 25 - Tekstslide

Voorzetsels landen, steden
Nederlands: in / naar
Frans:       à -     bij steden
                    au-   bij mannelijke landen (le)
                    en -  bij vrouwelijke landen (la) - eindigen op e !!!
                    aux- bij landen in meervoud (les)

Slide 26 - Tekstslide

Welk voorzetsel past hier?
Nous allons ____ France cet été.

Slide 27 - Open vraag

Welk voorzetsel past hier?
Elle habite _____ Bordeaux.

Slide 28 - Open vraag

Welk voorzetsel past hier?
Vous allez partir ____ Portugal?

Slide 29 - Open vraag

Wat moet je weten van Chapitre 5?
Alle grammatica. Begrijp je alles? Zo niet laat het mij weten per mail. Dan leg ik het uit.
Alle vocabulaire en phrases-clés

Slide 30 - Tekstslide

LET OP
DONDERDAG TOETS H. 5    om kwart voor 10 klaarzitten om in te loggen op LessonUp toets!. Je hebt een lesuur om de toets te maken.

Slide 31 - Tekstslide