5H Beco H25.1

Opgave 23.5a
De korting per zuurstok bedraagt ...(1).
Dit komt overeen met ...(2).
A
1> € 0,75 2> 37,5%
B
1> € 0,75 2> 60%
C
1> € 1,25 2> 37,5%
D
1> € 1,25 2> 60%
1 / 30
volgende
Slide 1: Quizvraag
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Opgave 23.5a
De korting per zuurstok bedraagt ...(1).
Dit komt overeen met ...(2).
A
1> € 0,75 2> 37,5%
B
1> € 0,75 2> 60%
C
1> € 1,25 2> 37,5%
D
1> € 1,25 2> 60%

Slide 1 - Quizvraag

Opgave 23.5g
A
pullstrategie, omdat het bedrijf de klant benadert
B
pullstrategie, omdat het bedrijf de supermarkt benadert
C
pushstrategie, omdat het bedrijf de klant benadert
D
pushstrategie, omdat het bedrijf de supermarkt benadert

Slide 2 - Quizvraag

Opgave 23.7
Hoeveel effectieve bezoekers worden bereikt via website A?
A
1.400.000
B
1.400.000 x 1,7
C
1.400.000 x 1,7 x 0,80

Slide 3 - Quizvraag

Opgave 24.6
Opbrengst per euro advertentiegeld tijdschriften?
A
4.000 / 75.000
B
75.000 / 4.000
C
240.000 / 75.000
D
75.000 / 240.000

Slide 4 - Quizvraag

5H Beco H25
Enkele bijzondere kostensoorten

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht managers

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht managers
jaar 1: 290 - 210 - 60 - 10 = € 10.000
jaar 2: 290 - 200 - 60 - 10 = € 20.000
jaar 3: 300 - 205 - 65 - 10 = € 20.000
jaar 4: 320 - 220 - 65 - 12 = € 23.000
jaar 5: 340 - 250 - 65 - 12 = € 13.000
jaar 6: 320 - 230 - 67 - 12 = € 11.000
dus manager B

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht managers achterblad
Hoe komen we aan de computerkosten voor jaar 1?
A
30.000
B
30.000 / 3
C
( 30.000 - 6.000 ) / 3
D
( 30.000 + 6.000 ) / 3

Slide 8 - Quizvraag

Je hebt vast wel eens een nieuwe telefoon gekocht.
Als ik vandaag een nieuwe Apple iPhone 13 Pro zou kopen, dan betaal ik daar zo'n € 1.159 voor. Als ik deze vandaag koop en drie jaar gebruik en dan zou willen verkopen, zou ik er dan nog steeds € 1.159 voor krijgen?

Slide 9 - Tekstslide

Waarschijnlijk niet!
Ik krijg er dan misschien nog € 600 voor. De iPhone is dus minder waard geworden!
Hoe komt dat?

Slide 10 - Tekstslide

Waardoor wordt die iPhone minder waard?
Bijvoorbeeld door slijtage en verouderde technologie

We hebben dus aan het begin een grote uitgave gedaan voor deze iPhone, maar langzaam wordt deze minder waard. Na een paar jaar is die iPhone veel minder waard dat de aanschafprijs. 

Slide 11 - Tekstslide

Bij de vaste activa van een bedrijf werkt het net zo:
Bij vaste activa heb je te maken met een grote eenmalige uitgave bij de aanschaf. Slijtage van de vaste activa leidt tot een waardedaling. Met deze waardedaling
moet je rekening houden en dat noemen we afschrijven. De eenmalige uitgave wordt kostentechnisch uitgesmeerd over de tijd in de vorm van afschrijvingskosten over de levensduur (= tijd dat het de bezitting meegaat) van de activa.

Slide 12 - Tekstslide

Nog even terug naar die iPhone
Na 3 jaar heeft die zijn beste tijd wel gehad. Daarna werkt die iPhone nog wel: het is nog niet echt versleten. Maar hij is traag en je ontvangt de laatste updates niet meer. 
We zeggen ook wel dat de economische levensduur van een iPhone zo'n drie jaar is. De technische levensduur (de periode dat een product functioneert, totdat deze versleten is) is vaak veel langer. 

Slide 13 - Tekstslide

Ik heb een laptop aangeschaft. Op zich kan ik daar wel 8 jaar mee doen. Maar na 5 vijf jaar heeft 'ie z'n beste tijd wel gehad en kan ik beter een nieuwe kopen. Wat is de economische levensduur? En de technische levensduur?
A
Economische: 5 jaar Technische: 8 jaar
B
Economische: 5 jaar Technische: 5 jaar
C
Economische: 8 jaar Technische: 5 jaar
D
Economische: 8 jaar Technische: 8 jaar

Slide 14 - Quizvraag

Economische levensduur
De periode waarover wordt afgeschreven noemen we de economische levensduur: de periode dat het gebruik van de vaste activa economisch verantwoord is, daarna worden de
kosten (bijv. onderhoud) te hoog.

Afschrijvingskosten bepaal je over de economische levensduur (niet de technische!!!)

Slide 15 - Tekstslide

Afschrijving
Vaste activa verminderen in waarde gedurende de jaren
De kosten van de vaste activa worden gespreid over de jaren

                                                    Aanschafwaarde - Restwaarde
Afschrijving per jaar = -------------------------------------
                                                   Levensduur

( Soms is afschrijving een % van de aanschafwaarde of boekwaarde )

Slide 16 - Tekstslide

Boekwaarde
Een machine is aangeschaft op 1/1/2019 voor € 90.000,-. De levensduur wordt geschat op 9 jaar en we verwachten nog 
€ 18.000,- voor de oude machine te krijgen als we die verkopen op 1/1/2028.

Wat is de boekwaarde van de machine op 31/12/2020?

Slide 17 - Tekstslide

Een machine is aangeschaft op 1/1/2019 voor € 90.000,-. De levensduur wordt geschat op 9 jaar en we verwachten nog
€ 18.000,- voor de oude machine te krijgen als we die verkopen op 1/1/2028.

Wat is de boekwaarde van de machine op 31/12/2020?
A
€ 70.000,-
B
€ 74.000,-
C
€ 80.000,-
D
€ 82.000,-

Slide 18 - Quizvraag

Opdracht
Afschrijving = ( 90.000 - 18.000 ) / 9 = 8.000

Boekwaarde = 90.000 - 2 x 8.000 = € 74.000,-

Slide 19 - Tekstslide

debet
Machine                         74.000
debet          
Machine           90.000                   
Afschrijving   16.000                    Boekwaarde                    74.000

Slide 20 - Tekstslide

Over welk bedrag bereken ik de afschrijvingskosten?
Ik bereken de afschrijvingskosten over de aanschafwaarde en installatiekosten minus de restwaarde en sloopkosten.

Nog een beetje vaag? Geeft niks! In de komende slides wordt het uitgelegd.

Slide 21 - Tekstslide

Aanschafwaarde
Aanschafwaarde = aanschafprijs + installatiekosten
Voorbeeld: ik koop een nieuwe airco voor in mijn winkelpand. De airco op zich kost € 10.000, maar dan hangt 'ie nog niet en werkt het niet. Voor € 500 wordt de airco geïnstalleerd bij mij in de winkel. 
De aanschafprijs is die € 10.000, de aanschafwaarde is dus € 10.000 + € 500 = € 10.500


Slide 22 - Tekstslide

Restwaarde en sloopkosten
Restwaarde is de waarde aan het einde van de (economische !) levensduur. 
Voorbeeld: na 10 jaar wil ik een nieuwe airco. Deze werkt nog wel aardig en kan nog wel 5 jaar mee, maar vertoont toch wat mankementen. De restwaarde is nog € 2.000. Maar destijds is die airco geïnstalleerd en die moet er nu dus weer uit gesloopt worden. De kosten daarvoor bedragen € 500.

Slide 23 - Tekstslide

En dan nu dé formule
De afschrijvingskosten PER PERIODE bereken je door:
1) de aanschafwaarde te berekenen (A+I)
2) daar de restwaarde -/- sloopkosten af te halen (R-S)
3) en dat te delen door het aantal perioden (n)

Afschrijvingskosten per periode


=nA+I(RS)

Slide 24 - Tekstslide

Nog even terug naar die airco
Aanschafprijs was € 10.000, daar kwam nog € 500 installatiekosten bij. Na 10 jaar bedroeg de restwaarde nog € 2.000 en de sloopkosten zijn € 500. Bereken de afschrijvingskosten per jaar

Afschrijvingskosten per periode



=nA+I(RS)

Slide 25 - Tekstslide

Bereken voor jezelf 
Ik laat een nieuwe speciale machine installeren mijn productiehal. De machine kost € 30.000, installatiekosten bedragen € 10.000. Ik verwacht er 15 jaar mee te doen. Daarna is de machine nog € 5.000 waard. De sloopkosten bedragen 
€ 3.000. Bereken de afschrijvingskosten per maand.

Slide 26 - Tekstslide

De afschrijvingskosten per maand zijn...

( geen euroteken, 2 decimalen )

Slide 27 - Open vraag

Ik laat een nieuwe speciale machine installeren mijn productiehal. De machine kost € 30.000, installatiekosten bedragen € 10.000. Ik verwacht er 15 jaar mee te doen. Daarna is de machine nog € 5.000 waard. De sloopkosten bedragen € 3.000.  Bereken de afschrijvingskosten per maand.
Afschrijvingskosten per maand 



=n(A+I(RS))

Slide 28 - Tekstslide

Vaste Activa
Totale kosten Vaste Activa =

Afschrijvingskosten + Interestkosten + Complementaire kosten

Slide 29 - Tekstslide

Hw.
Opgave 25.7 en 25.8

Slide 30 - Tekstslide