H5 deel 1

Goedemorgen
😒🙁😐🙂😃
1 / 22
volgende
Slide 1: Poll
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

terugblik & huiswerkopdrachten
Alle routineopgaven van paragraaf 4.4, 4.5 & 4.6
(10, 13, 14 en 17)

Slide 2 - Tekstslide

lesdoelen
  1. Ik kan de begrippen duurzaam productiemiddel, afschrijven, aanschafwaarde, boekwaarde, restwaarde, economische gebruiksduur en complementaire kosten beschrijven.
  2. Ik kan het verschil aangeven tussen economische en technische gebruiksduur.
  3. Ik kan het verschil aangeven tussen aanschafwaarde en aanschafprijs.
  4. Ik kan de aanschafwaarde, de restwaarde en het af te schrijven bedrag berekenen.
  5. Ik kan voor een gegeven situatie het vaste afschrijfpercentage van de aanschafwaarde op basis van de aanschafwaarde, de restwaarde en de economische levensduur berekenen. 
  6. Ik kan voor een gegeven situatie de boekwaarde van vaste activa op basis van een vast percentage van de aanschafwaarde berekenen.
  7. Ik kan voor een gegeven situatie de boekwaarde van vaste activa op basis van een vast percentage van de boekwaarde berekenen.




Slide 3 - Tekstslide

5.1 Technische - en economische gebruiksduur
- Duurzame productiemiddelen
- kosten --> waardedaling & complementaire kosten
- technische gebruiksduur
- economische gebruiksduur
- restwaarde

Slide 4 - Tekstslide

De technische gebruiksduur is het aantal jaar dat een duurzaam productiemiddel waardevol is voor een ondernemer.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

welke van de onderstaande beweringen is juist
A
De technische gebruiksduur is de periode waarin een productie- middel in staat is prestaties te leveren.
B
De economische gebruiksduur is de periode waarin een productiemiddel in staat is prestaties te leveren.
C
De technische gebruiksduur is de periode waarin een productiemiddel prestaties levert die voor een bedrijf waarde hebben.
D
De economische gebruiksduur is de periode waarin een productiemiddel prestaties levert die voor een bedrijf waarde hebben.

Slide 6 - Quizvraag

De _________________is in tijd nooit langer dan de ____________________
economische gebruiksduur
Technische gebruiksduur

Slide 7 - Sleepvraag

Een duurzaam productiemiddel kan nog van waarde kan zijn in een ander land, als het in Nederland economisch is afgeschreven.
klopt dit? waarom wel/niet

Slide 8 - Open vraag

de som van de aanschafprijs en de installatiekosten
opbrengst bij verkoop min eventuele sloopkosten
kosten die je moet maken om een machine de prestaties te laten leveren waarvoor deze machine is bedoeld
de huidige prijs van een duurzaam productiemiddel
boekwaarde
Aanschafwaarde
Restwaarde
Complementaire kosten

Slide 9 - Sleepvraag

5.2 Kosten van een duurzaam productiemiddel
- Aanschafwaarde & aanschafprijs
- Afschrijvingen --> Berekening

De kosten voor duurzame productiemiddelen die een ondernemer doorrekent bestaan uit: afschrijvingskosten, 
complementaire kosten & interestkosten



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

maken opdrachten 5.2
Kernvraag 7 
routineopgave 1& 2

Slide 13 - Tekstslide

zijn jullie nog wakker??
... dan gaan we door naar paragraaf 5.3 ...
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Afschrijvingskosten zijn de kosten die het gevolg zijn van de waardedaling van een machine door normaal gebruik.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

methode waarbij wordt afgeschreven met een vast percentage van de aanschafwaarde
A
de jaarlijks af te schrijven bedragen blijven ieder jaar gelijk
B
de jaarlijks af te schrijven bedragen nemen ieder jaar af.
C
de jaarlijks af te schrijven bedragen nemen ieder jaar met een gelijk bedrag af.

Slide 16 - Quizvraag

methode waarbij wordt afgeschreven met een vast percentage van de boekwaarde.
A
de jaarlijks af te schrijven bedragen blijven ieder jaar gelijk
B
de jaarlijks af te schrijven bedragen nemen ieder jaar af.
C
de jaarlijks af te schrijven bedragen nemen ieder jaar met een gelijk bedrag af.

Slide 17 - Quizvraag

methode waarbij wordt afgeschreven met de som van de jaartallen.
A
de jaarlijks af te schrijven bedragen blijven ieder jaar gelijk
B
de jaarlijks af te schrijven bedragen nemen ieder jaar af.
C
de jaarlijks af te schrijven bedragen nemen ieder jaar met een gelijk bedrag af.

Slide 18 - Quizvraag

Maken opdrachten 5.3
Kernvraag 7
routineopgave 3,4,5 &6

Slide 19 - Tekstslide

lesdoelen
  1. Ik kan de begrippen duurzaam productiemiddel, afschrijven, aanschafwaarde, boekwaarde, restwaarde, economische gebruiksduur en complementaire kosten beschrijven.
  2. Ik kan het verschil aangeven tussen economische en technische gebruiksduur.
  3. Ik kan het verschil aangeven tussen aanschafwaarde en aanschafprijs.
  4. Ik kan de aanschafwaarde, de restwaarde en het af te schrijven bedrag berekenen.
  5. Ik kan voor een gegeven situatie het vaste afschrijfpercentage van de aanschafwaarde op basis van de aanschafwaarde, de restwaarde en de economische levensduur berekenen. 
  6. Ik kan voor een gegeven situatie de boekwaarde van vaste activa op basis van een vast percentage van de aanschafwaarde berekenen.
  7. Ik kan voor een gegeven situatie de boekwaarde van vaste activa op basis van een vast percentage van de boekwaarde berekenen.


Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk:
Kennisvraag 10, 11 &12 van 5.3
Alle routineopgaven van paragraaf 5.2& 5.3 afmaken

Slide 21 - Tekstslide

Hoe vonden jullie de les gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll