Les van 17 september

Les van 17 september
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands6th Grade

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les van 17 september

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Ik maakte gisteren een stomme fout. Ik riep: "Hey Milan!", maar het was een onbekende.
A
de blunder
B
de opvatting
C
de slapjanus
D
de gozer

Slide 3 - Quizvraag

Onze wc raakte gisteren verstopt. Mijn moeder pakte het probleem meteen aan.
A
iemand versieren
B
iets het hoofd bieden
C
iets over zijn kant laten gaan
D
iets over het hoofd zien

Slide 4 - Quizvraag

Mijn vader kijkt nooit naar zielige films. Hij wordt daar namelijk snel verdrietig van.
A
koelbloedig
B
overgevoelig
C
gelaten
D
woest

Slide 5 - Quizvraag

Die stoere rapper is vreselijk bang voor muizen. Maar dat past niet bij het beeld dat mensen van hem hebben.
A
de blunder
B
het principe
C
de smoes
D
het imago

Slide 6 - Quizvraag

Bah! Er zitten klontjes in de melk! Dat vind ik echt walgelijk.
A
hilarisch
B
weerzinwekkend
C
humoristisch
D
evenwichtig

Slide 7 - Quizvraag

Sorry! Heb ik je laten schrikken? Dat was helemaal niet de bedoeling!
A
geenszins
B
onevenwichtig
C
hilarisch
D
ongetwijfeld

Slide 8 - Quizvraag

Maak de zin af 
Maak nu de zin af met het juiste woord.

Slide 9 - Tekstslide

Sem staat er............bij als de juf hem op zijn kop geeft.
A
gelaten
B
onweerstaanbaar
C
weerzinwekkend

Slide 10 - Quizvraag

Mijn broer wilde gaan hardlopen, maar hij vond het te koud. Wat een ............
A
blunder
B
opvatting
C
slapjanus
D
stoere man

Slide 11 - Quizvraag

Yara is .........: soms superblij, dan ineens weer heel verdrietig.
A
koelbloedig
B
onevenwichtig
C
weemoedig
D
onaardig

Slide 12 - Quizvraag

Malik is ........... voor lawaai en drukte om hem heen.
A
evenwichtig
B
hilarisch
C
overgevoelig
D
onevenwichtig

Slide 13 - Quizvraag

Mijn......... is: doe geen dingen waarvan je niet wilt dat anderen ze doen.
A
imago
B
optie
C
principe

Slide 14 - Quizvraag

Wil je echt iets veranderen, dan moet je het probleem ........
A
het hoofd bieden
B
over je kant laten gaan

Slide 15 - Quizvraag

Zet het woord in de goede zin
Kies uit: blunder, geenszins, hilarisch, imago, opvatting, principe, weerzinwekkend

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden 
Zelfstandige naamwoorden die alleen een enkelvoud of alleen een meervoud hebben

Slide 17 - Tekstslide

Het lijkt meervoud, maar.........
Meestal zie je meteen of een woord of woordgroep enkelvoud of meervoud is
Een paard --> twee paarden
Een koets --> twee koetzen
Een muis --> twee muizen

Slide 18 - Tekstslide

Het lijkt meervoud, maar......uitzonderingen
Toch zijn er uitzonderingen:
Een onderwerp lijkt soms meervoud, maar is toch enkelvoud:
De kinderen kwamen te laat op school
De groep kwam te laat op school


Slide 19 - Tekstslide

Het lijkt meervoud, maar.........
De schapen lopen in de wei
De kudde loopt in de wei.
De politieagenten controleren met een drone
De politie controleert met een drone
WAAROM?
Als je weet dat het onderwerp enkelvoud is, kun je ook de goede werkwoorden gebruiken

Slide 20 - Tekstslide

vliegen: De zwerm vogels ....... naar het zuiden

Slide 21 - Open vraag

vliegen: De vogels ........naar het zuiden

Slide 22 - Open vraag

komen: Alle familieleden.......op mijn verjaardag.

Slide 23 - Open vraag

komen: De hele familie.......op mijn verjaardag.

Slide 24 - Open vraag

staan: De boeken .......op de bovenste plank.

Slide 25 - Open vraag

staan: De serie boeken .......op de bovenste plank.

Slide 26 - Open vraag

Enkelvoud
Welke woordgroep staat in het ENKELVOUD

Slide 27 - Tekstslide

Het echtpaar
Meneer en mevrouw Boersma
A
Het echtpaar
B
Meneer en mevrouw Boersma

Slide 28 - Quizvraag

de bekers en de borden
het servies
A
de bekers en de borden
B
het servies

Slide 29 - Quizvraag

de bos takken
de takken
A
de bos takken
B
de takken

Slide 30 - Quizvraag

de brandweerlieden
de brandweer
A
de brandweerlieden
B
de brandweer

Slide 31 - Quizvraag

Spelling
Eerst een klein dictee en daarna wat herhalen van de regels die je vorig jaar al hebt geleerd.

Slide 32 - Tekstslide

Ik geef je nu een dictee. Schrijf de woorden die je hoort hieronder op:

Slide 33 - Open vraag

Herhaling van wat regels:

Slide 34 - Tekstslide

apostrof 's
Eerst apostrof, daarna meteen s en dan een spatie 
 ’s nachts
 ’s zomers
 ’s morgens
  

Slide 35 - Tekstslide

apostrof 's
Na een lange klank aan het einde, in meervoud ‘s zoals in:
paraplu--> paraplu’s
pinda --> pinda's
foto--> foto’s
kiwi--> kiwi’s

Slide 36 - Tekstslide

Uitzondering:
lange klank ‘ee’: 
toffee --> toffees
logee ---> logees
entree -->entrees. 
Dit is heel vaak het geval met leenwoorden (woorden uit het Engels en/of Frans

Slide 37 - Tekstslide

s/c: Je hoort ‘s’, maar schrijf ‘c’ 
citroen
cent 
centraal
cel
cement
recept 
Dit zijn weetwoorden

Slide 38 - Tekstslide

Je hoort ‘tsie’, maar schrijf ‘tie’ 
politie
vakantie
relatie

Slide 39 - Tekstslide

Je hoort ‘ies’, maar schrijf ‘isch’ 
tropisch
typisch
 ogisch
nostalgisch 
romantisch

Slide 40 - Tekstslide

De poli....agenten hebben altijd parapl....bij zich vanwege tropi.... buien op het romant..... eiland

Slide 41 - Open vraag

De mensen op het .....traal station, kopen typ.... snacks zoals ki..... en pinda..... voor op hun vakan.....

Slide 42 - Open vraag