SO H.1 + H.2

Normen zijn?
A
Gezondheid
B
Waarden
C
Alles in de maatschappij
D
Geschreven en ongeschreven regels
1 / 40
volgende
Slide 1: Quizvraag
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Normen zijn?
A
Gezondheid
B
Waarden
C
Alles in de maatschappij
D
Geschreven en ongeschreven regels

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tweede Kamerleden zijn volksvertegenwoordigers
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarden zijn?
A
Wat JIJ belangrijk vindt in het leven
B
Hetzelfde als normen
C
Regels die de wet bepaalt
D
Wat anderen belangrijk vinden

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg aan de hand van de 4 kenmerken uit dat zwerfaval een maatschappelijk probleem is:

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkeloosheid is een maatschappelijk probleem, maar geen politiek probleem.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

...... Is een land waar de overheid de burgers helpt als het nodig is.
A
Verzorgingsstaat
B
Passieve overheid
C
Actieve overheid
D
Democratie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Belang
Waarde
Ideaal
Ideaal voor de hele samenleving
Voordeel
Gericht op de korte(re) termijn
Gericht op de langere termijn, op het leven
Voordeel voor eigen groep of persoon
Gericht op het vergroten van eigen geluk
Gericht op het vergroten van maatschappelijk geluk

Slide 7 - Sleepvraag

Verschil waarde en belang 
In deze tabel worden de verschillen tussen waarden en belangen weergegeven. De tabel kunnen de leerlingen zelf invullen.

Antwoorden:
Belang
  • Voordeel
  • Voordeel voor eigen groep of persoon
  • Gericht op korte(re) termijn
  • Gericht op het vergroten van het eigen geluk
Waarde
  • Ideaal
  • Ideaal voor de hele samenleving
  • Gericht op de langere termijn, op het leven
  • Gericht op het vergroten van maatschappelijk geluk
Wat is géén waarde:
A
Eerlijkheid
B
Respect
C
Wijsheid
D
Ouderdom

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee machtsmiddelen van een docent en leg deze uit:

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee machtsmiddelen van FL en leg deze uit:

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem een maatschappelijk probleem dat de afgelopen week in het nieuws was en leg aan de hand van de 4 kenmerken uit waarom dit een maatschappelijk probleem is:

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem 3 zaken die van algemeen belang zijn.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het geheel van regels en afspraken noemen we:
A
Politieke besluitvorming
B
Politieke macht
C
Overheidsbeleid
D
Besturen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Schiphol wil uitbreiden"
Noem een belangentegenstelling tussen Schiphol en omwonende.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitleg past het beste bij het begrip: rechtsstaat?
A
De belangrijkste rechten die in een land gelden
B
Staatsvorm waarbij burgers invloed hebben op de besluiten van de politiek
C
Alle die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen, gelijk behandeld
D
Een land waarin de rechten en plichten van de burger en overheid zijn vastgelegd.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Overheid sluit coffeeshops die te dicht bij scholen staan"

Noem een belangentegenstelling tussen de overheid en de coffeeshop.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De wetgevende macht bestaat uit:
A
Onafhankelijke rechters
B
het parlement
C
de regering

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De uitvoerende macht bestaat uit
A
Onafhankelijke rechters
B
Het parlement
C
de regering

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De rechterlijke macht:
A
Maakt wetten
B
Beoordeelt of wetten goed worden nageleefd en doet uitspraak in conflicten
C
Zorgt ervoor dat de wetten worden uitgevoerd

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee verschillen tussen een verkiezing in een democratie en in een dictatuur:

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hier worden verkiezingen gehouden
A
Democratie
B
Dictatuur
C
Kan in beide

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat "geheime verkiezingen" betekenen.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat "vrije verkiezingen" betekenen.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De inwoners hebben grondrechten
A
Democratie
B
Dictatuur
C
Beide

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weten van welk strafbaar feit je wordt verdacht.
A
Recht
B
Plicht

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Nederlandse taal voldoende beheersen.
A
Recht
B
Plicht

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het parlement bestaat uit:
A
De regering
B
de Eerste- en Tweede Kamer
C
De ministers
D
De regering + kabinet

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee kenmerken van een democratie en leg deze uit:

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee kenmerk van een dictatuur en leg deze uit:

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In een rechtsstaat mag je kritiek hebben op de overheid
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Dit heeft te maken met: vrijheid van meningsuiting.

Je mag zeggen wat je vindt. 
In een rechtsstaat maken rechters de wetten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Onjuist; dit doet de overheid. 

In de 2e kamer komt een wetsvoorstel binnen. Als ze hier akkoord zijn moet het nog aangenomen worden door de eerste kamer. 
In sommige rechtsstaten kun je veroordeeld worden tot de doodstraf
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een rechtsstaat mag een journalist schrijven wat hij wil
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Geen smaad en laster. 
In een rechtsstaat is de macht verdeeld over drie groepen.
Welke drie groepen zijn dit?
A
De controlerende, de rechterlijke en de wetgevende macht
B
De burgerlijke, de regerende en de rechtsprekende macht
C
De rechterlijke , de uitvoerende en de wetgevende macht

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welk grondrecht is preventief fouilleren in strijd?
A
Inbreuk van je Privacy
B
Vrijheid van Meningsuiting
C
Free The People
D
Lichamelijke integriteit

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de zin aan.
Een ambtenaar is iemand die werkt voor …

A
De overheid
B
Het parlement
C
De regering
D
Het kabinet

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Randstad ontstaan steeds meer files. Leg uit waarom het de taak van een politicus is om daar iets mee te doen.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de grondwet staan de belangrijkste rechten en plichten van burgers. Wat staat er nog meer in de grondwet?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie beslissen uiteindelijk over alle wetsvoorstellen volgens de trias politica?

A
De ministers
B
De rechters
C
Het parlement
D
De burgers

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de grondwet staat onder andere dat je:

A
Belasting moet betalen
B
Iemand telefoon mag afluisteren
C
Mag spijbelen
D
Verplicht bent om te stemmen

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies