BAK 2HV - 21 . 1 . 2

Programa
Practicamos para el 
SO voca y gram Unidad 2
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programa
Practicamos para el 
SO voca y gram Unidad 2

Slide 1 - Tekstslide

SO voca + gram U2
  • voca 2.1 tm 2.3 (N-S) WB p.55+56
  • aanvullende werkwoorden 1-24 (roze werkwoordenblad)
  • regelmatige ww op -ar,-er,-ir
  • wederkerende ww + llamarse
  • ser + estar + hay (zowel vervoegingen als verschil) - Let op: lln moet simpele zinnetjes kunnen maken.

Slide 2 - Tekstslide

Socrative
Roomname: BAKKER5564

Slide 3 - Tekstslide

Kahoot
- SER/ ESTAR/ HAY
- Werkwoord vervoegen

Slide 4 - Tekstslide

Practicamos
  1. Maak de opdrachten WW vervoegen: klik HIER
  2. Maak DEZE opdracht van ser/estar/hay
  3. Maak DEZE en DEZE opdracht voor het oefenen met wederkerende ww.
  4. Oefen met de werkwoordvervoeging op VERBUGA
  5. Oefen nu het vocabulaire op quizlet ;)

Slide 5 - Tekstslide

Regelmatige ww op -ar
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen. 

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).


Slide 6 - Tekstslide

Regelmatige ww op -er
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Slide 7 - Tekstslide

Regelmatige ww op -ir
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Opdracht 3 (ww -er/-ir)

Slide 8 - Tekstslide

Llamarse
Het werkwoord 'llamarse' is een wederkerend werkwoord. Zo een ww kun je herkennen aan de 'SE' achter het woord. Denk hierbij aan het NL - ik was mij, jij wast jou, etc.

'SE' haal je van het ww af en plaats je helemaal naar voren en zet je in de persoon waarin je wil praten. Vervolgens ga je de stam maken door ar/er/ir van het woord af te halen. Het enige wat je dan nog hoeft te doen is het ww in de juiste persoon te zetten door er de juiste uitgang aan vast te plakken.

Opdracht 1 Invulopdr - met ww peinarse (zelfde vervoegingen als bij llamarse)
Opdracht 3 Zoek de uitdaging en leer meer over wederkerende werkwoorden!!

Slide 9 - Tekstslide

Ser/ Estar/ Hay
Deze drie werkwoorden betekenen allemaal 'zijn', toch zit er een verschil onderling.

Zoals op de afbeelding hiernaast te zien is gebruik je:
- ser bij vaste omstandigheden/ eigenschappen. 
- estar bij plaatsbepalingen en NIET vaste omstandigheden.
- hay bij er is/ er zijn. Wordt ingezet zodra het woord erna een hoeveelheid aangeeft. Getallen; uno, dos, tres, etc. Onbepaalde lidwoorden; un/unos, una/unas. Hoeveelheden uitgedrukt in woorden; mucho, poco, bastante, etc.

Maak eerst de opdrachten op de volgende slides...


Slide 10 - Tekstslide

Ser
Ser wordt gebruikt bij vaste eigenschappen. 
Bijv. Ik ben blond, jij bent Nederlander of zij heet Daphne. 
Er wordt van uitgegaan dat dit eigenschappen zijn die eigenlijk niet kunnen veranderen. 

Slide 11 - Tekstslide

Estar
Estar wordt gebruikt bij plaatsbepaalingen. Bijv. ik ben in Nederland. Eigenlijk zeg je dan, ik bevind mij in Nederland. Zodra je het werkwoord 'zijn' kan vervangen door 'bevinden' dan weet je dat je estar moet gebrijken.
Bijv. ik ben op school - ik bevind mij op school.

Let op: dit werkwoord draagt accentjes ;)

Slide 12 - Tekstslide

Hay
Hay kent maar één vervoeging en dat is 'hay'. 
Hay gebruik je zodra je kan zeggen 'er is/ er zijn'. 
Bijv. er zijn veel leerlingen in de klas - hay muchos alumnos en la clase.

Zodra je een nummer (1, 2, 3, etc.), een onbepaald lidwoord (un/unos, una/ unas), een hoeveelheidswoord (mucho/ poco/ demasiado, etc) ziet staan, dan gebruik je ook het werkwoord hay.

Opdracht 1 - kiezen uit ser, estar, hay
Opdracht 2 - kiezen uit estar en hay
Opdracht 3 - kiezen uit ser, estar, hay

Slide 13 - Tekstslide

¡Succes!

Slide 14 - Tekstslide