Welbebeeldspraakt

Beeldspraak 
Deze les gaan we het hebben over verschillende soorten figuurlijk taalgebruik, ook wel beeldspraak genoemd. Het komt zowel in geschreven teksten als in de gesproken taal voor. Misschien klinkt het nu nog wat vaag, maar waarschijnlijk weet je er al meer over dan je zelf denkt!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Beeldspraak 
Deze les gaan we het hebben over verschillende soorten figuurlijk taalgebruik, ook wel beeldspraak genoemd. Het komt zowel in geschreven teksten als in de gesproken taal voor. Misschien klinkt het nu nog wat vaag, maar waarschijnlijk weet je er al meer over dan je zelf denkt!

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij beeldspraak?

Slide 2 - Open vraag

Beeldspraak
Bij beeldspraak maken we van iets letterlijks iets figuurlijks. We zeggen dus iets anders dan wat we écht bedoelen. Waarom zouden we dat doen? 

Slide 3 - Tekstslide

zo scheel als een...
zo gek als een...
zo sluw als een...
zo ziek als een...
zo dronken als een...
zo trots als een...

Slide 4 - Sleepvraag

Hoe heet de beeldspraak die we net behandeld hebben?
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
overdrijving

Slide 5 - Quizvraag

Vergelijking
Bij een vergelijking wordt een 'object' vergeleken met een 'beeld'. Een vergelijking is vaak te herkennen aan het woordje 'als', zoals bij 'Hij is zo gek als een deur'. Er bestaan echter ook vergelijkingen zonder 'als'. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent de volgende vergelijking?
'Een boom van een kerel'
A
Een boom die in de tuin van een man staat
B
Een grote man
C
Een sterke man
D
Iemand die van bomen houdt

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

In het filmpje hoorden we allemaal metaforen. Welke heb je gehoord? Welke ken je zelf?

Slide 9 - Open vraag

Metafoor
Een metafoor lijkt een beetje op een vergelijking, maar dan wordt het 'object' niet vergeleken, maar vervangen door het 'beeld'.
'Die ezel heeft de verkeerde boodschappen meegenomen!'

Slide 10 - Tekstslide

Welke van de volgende beeldspraken is een metafoor?
A
Hij woonde in een huis zo groot als een kasteel
B
Hij woonde in een kast van een huis
C
Hij woonde in een huis zo smerig als een zwijnenstal
D
Hij woonde in een zwijnenstal

Slide 11 - Quizvraag

'Als student woonde ik in een zwijnenstal, maar toen mijn vriendin bij mij in kwam wonen, toverde zij ons appartement om tot een paleis.'

Welke drie woorden zijn in de bovenstaande zin metaforen?

Slide 12 - Open vraag

Personificatie
In dit woord herken je misschien al het woord 'persoon'. Bij een personificatie krijgt een object een menselijke eigenschap, terwijl dit in het echt niet zou kunnen.

Slide 13 - Tekstslide

In welke zin vind je een personificatie?
A
De wind waaide hard over het strand
B
De zon scheen fel op mijn gezicht
C
De zon streelde mijn gezicht
D
De wind fluisterde zachtjes haar naam

Slide 14 - Quizvraag

Vergelijking
Metafoor
Pesonificatie
Er ligt gevaar op de loer
Hij vaart een andere koers
Zij is een gesloten boek
De toekomst lacht mij toe
Hij heeft handen als kolenschoppen
Het water is ijskoud

Slide 15 - Sleepvraag