Dinsdag 11 april 2x analyseren

Welkom...wat wil je oefenen of leren vandaag?
1 / 54
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom...wat wil je oefenen of leren vandaag?

Slide 1 - Woordweb

Wat moet je meenemen naar het CSE Nederlands?
  • pen (en reservepen)
  • markers en kleurtjes
  • woordenboek NL
  • -> let op: je woordenboek wordt gecontroleerd, dus geen aantekeningen erin!
  • iets te eten en drinken (geen ritselende verpakkingen), dit CSE duurt (zonder tv) 180 minuten
  • bezoek het toilet voordat je de toetsruimte ingaat

Slide 2 - Tekstslide

Je weet nog...?
  • waaruit het CSE bestaat?
  • wat de drie belangrijkste manieren zijn om te lezen  en dat je het beste leest in drie leesrondes?
  • wat een onderwerp van een tekst is en hoe je dit formuleert?
  • wat een hoofdgedachte van een tekst is, hoe je deze formuleert en op welke voorkeursplaatsen je deze kunt vinden?
  • dat je MC-vragen altijd met een HOOFDLETTER moet beantwoorden?

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn de (drie) stappen die we doorlopen?

Slide 4 - Woordweb


  •  Hoe beantwoord je vragen juist?
  •  Waar moet ik straks op letten?
  • Wat en hoe ga ik oefenen de komende tijd?
  •  Wat ga ik zeker wel/niet doen tijdens het examen?
  • Lesdoelen vergeten?

Slide 5 - Tekstslide

 -Lees in drie rondes.
- Arceer en schrijf in de tekst.
- Het antwoord staat in de tekst, meestal vlak achter het uitgekozen tekstgedeelte. Blijf zo dicht mogelijk bij de tekst bij het geven van je antwoord.
- Geef antwoord in korte zinnen.
-Herhaal de vraag (of een gedeelte) in je antwoord.
-Noteer waar nodig het woordtotaal achter het antwoord.
- Een citaat schrijf je tussen aanhalingstekens ("..").
 -Noteer het regelnummer achter het citaat.
- Schrijf opsommingen of verschillende onderdelen onder elkaar en nummer ze.

Slide 6 - Tekstslide

Aanpak van de vraag
-Lees de vraag nauwkeurig en ga na wat er precies gevraagd wordt
-Zoek de betekenis op van woorden die je echt niet kent, maar wel nodig hebt
-Beantwoord de vraag (let op het aantal woorden)
-Controleer of vraag en antwoord echt op elkaar aansluiten

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Truc bij parafraseren
  • Als het antwoord letterlijk in de tekst staat, verander één woordje (of een paar), je tekst wordt op het CSE al gerekend als 'in eigen woorden'
  • in verband met mogelijke spelfouten...wel zo veilig!
  • Let op: vaak staat er een maximaal aantal woorden vermeld. Houd je hieraan!

Slide 9 - Tekstslide

Soorten vragen op basis van inhoud
1. Tekstsoort, schrijfdoel
2. Hoofdgedachte, samenvatten
3. Tekststructuur
4. Functies van tekstgedeelten
5. Betekenis van een tekst(gedeelte)
6. Argumentatie

Slide 10 - Tekstslide

Uiteenzetting
Betoog
Tekstdoel = overtuigen
Tekstdoel = informeren
In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
De tekst is subjectief.
De tekst is objectief.
In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
In de kern staan feiten met uitleg.
Tekststructuur =
standpunt-argument

Tekststructuren kunnen zijn:
vraag – antwoord
verschijnsel – verklaring
probleem-oplossing
vroeger – nu (-toekomst)


In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.

Slide 11 - Sleepvraag

Soorten vragen op basis van vorm
1. Citeervragen
2. Meerkeuzevragen
3. Open  vragen (kort)
4. Open vragen (uitgebreid)
5. Schematische vragen

Slide 12 - Tekstslide

Citeren doe je zo...
Sleep jullie antwoorden naar goed of fout
“Wie met de hand schrijft, leert daardoor onder andere sneller lezen: de
letters laten ‘diepere sporen’ in het geheugen achter.” (regels 123-126)
Wie met de hand schrijft, leert daardoor onder andere sneller lezen: de
letters laten ‘diepere sporen’ in het geheugen achter.
“Wie met ... het geheugen achter.” (regels 123-126)
“Wie met de ... het geheugen achter.” (regels 123-126)
“Wie met ... geheugen achter.” (regels 123-126)
Wie met de hand schrijft, leert daardoor onder andere sneller lezen: de
letters laten ‘diepere sporen’ in het geheugen achter.
Wie met ... geheugen achter.
Wie met ... geheugen achter. (regels 123-126)

Slide 13 - Sleepvraag

Foutenanalyse
Tekstsoort
Hoofdgedachte
Structuur
Functies van tekst(gedeelte)
Argumentatie
Meerkeuze
Open vragen

Slide 14 - Tekstslide

2021-II Dit artikel gaat over uitstelgedrag. Je zou het ook later kunnen lezen (maar doe het toch maar nu)

Slide 15 - Tekstslide

1. Wat is het belangrijkste doel van de alinea’s 1 tot en met 5?
Het geven van...
A
een beschrijving van het verschijnsel uitstelgedrag
B
een historische schets van uitstelgedrag
C
een voorbehoud bij het optreden van uitstelgedrag
D
voorbeelden van uitstelgedrag

Slide 16 - Quizvraag

 Wat is het belangrijkste doel van de alinea’s 1 tot en met 5?
Het geven van...
Doel=functies van tekstgedeelte!!
blz 44, 45 en 46 van de bundel

Belangrijkste doel...er zijn dus misschien meer doelen

alinea's 1 tot en met 5...dus ook alle alinea's betrekken in je antwoord

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 1
A. Het belangrijkste doel van alinea's 1 t/m 5 is het geven van een beschrijving van het verschijnsel uitstelgedrag. 
~ komt het veel voor?
~ is het van alle tijden?
~ is het nuttig?

Slide 18 - Tekstslide

2. Welk kopje past het best boven de alinea’s 6 en 7?
A
Het nut van een destructieve menselijke eigenschap
B
Snelle behoeftebevrediging
C
Toekomstige beloning
D
Van behoeftebevredigend naar plannend wezen

Slide 19 - Quizvraag

2. Welk kopje past het best boven de alinea’s 6 en 7?
Let op kernwoorden en kernzinnen!!
Let op signaalwoorden
Let op de alinea's die in de vraag staan

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 2
Welk kopje past het best boven alinea's 6 en 7?

D.
Van behoeftebevredigend naar plannend wezen

Slide 21 - Tekstslide

3. Welk kopje past het best boven de alinea’s 8 tot en met 10?
A
Oorzaken en gevolgen van procrastinatie voor studenten
B
Poelen van procrastinatie bij studenten
C
Studenten makkelijke prooi procrastinatie
D
Wetenschappelijk onderzoek naar procrastinatie onder studenten

Slide 22 - Quizvraag

Vraag 3
Welk kopje past het best boven alinea's 8 t/m 10?

A. Oorzaken en gevolgen van procrastinatie voor studenten

Slide 23 - Tekstslide

4. Welk kopje past het best boven de alinea’s 11 tot en met 13?

A
Faalangst en uitstelgedrag bij studenten
B
Problemen van aangeleerd uitstelgedrag voor studenten
C
Verklaringen voor uitstelgedrag door studenten
D
Verlammende twijfel door uitstelgedrag van studenten

Slide 24 - Quizvraag

Vraag 4
Welk kopje past het bet boven alinea's 11 tot en met 13?

C. Verklaringen voor uitstelgedrag door studenten

Slide 25 - Tekstslide

5. Welke formulering vat het best samen hoe het antwoord van Steel op de
vraag “Waarom lijden we aan irrationeel uitstelgedrag?” (regels 70-71) luidt?
A
Als een directe beloning voor ons handelen ontbreekt, zet ons brein ons niet zo makkelijk tot actie aan.
B
De evolutionaire ontwikkeling van het menselijk brein gaat langzamer dan de ontwikkeling van het temperament.
C
Het menselijk brein is niet voldoende ontwikkeld om aan langetermijnplanning te doen.
D
Ons brein is vooral ingesteld op het vervullen van driften, en werk en studie vallen daar niet onder.

Slide 26 - Quizvraag

Vraag 5
“Waarom lijden we aan irrationeel uitstelgedrag?” (regels 70-71)
In het vervolg van alinea 6 en in alinea 7 geeft de Canadese hoogleraar Piers Steel antwoord op die vraag. 
A. Als een directe beloning voor ons handelen ontbreekt, zet ons brein ons niet zo makkelijk tot actie aan. 

Slide 27 - Tekstslide

Vraag 6
“‘Naarmate de deadline van het leven nadert, schuiven we steeds minder op de lange baan.’” (regels 112-114)
 
Welke anatomische verklaring wordt daarvoor gesuggereerd in tekst 1?

* anatomie = leer van de vorm en inwendige bouw van organismen


Slide 28 - Tekstslide

Let op
1. Gebruik je woordenboek als je zo'n belangrijk woord in de vraag niet weet. Anatomie = leer van de vorm en inwendige bouw van organismen. Weet je dan wat het woord betekent?

2. Formuleer volledige zinnen. Let op je grammatica.


Slide 29 - Tekstslide

Vraag 6 - 1 pt
Als we ouder zijn, zijn onze prefrontale kwabben / is onze prefrontale cortex (beter)
ontwikkeld/(meer) gerijpt.

Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 30 - Tekstslide

Vraag 7
“Uit onderzoek onder studenten van zowel Nijstad als Steel blijkt dat impulsiviteit de achilleshiel is van degenen die geneigd zijn tot procrastinatie.” (regels 129-133)

 Leg uit wat ermee bedoeld wordt dat impulsiviteit de achilleshiel is van degenen die geneigd zijn tot procrastinatie, gezien de rest van alinea 9.
Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden. 

Slide 31 - Tekstslide

Je neemt een deel van de vraag over in je antwoord...
de woorden die je overneemt, tellen NIET mee voor het aantal woorden. Zie correctiemodel die staan tussen haakjes.

Slide 32 - Tekstslide

Vraag 7 - 1 pt
(Er wordt mee bedoeld) dat iemand die impulsief is vatbaarder is voor
procrastinatie (dan iemand die niet impulsief is). / Als je impulsief/ongeduldig/makkelijk afgeleid bent, is de kans groter dat je
procrastinatie vertoont. 

Maximumlengte van het antwoord: 
20 woorden.
 Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 33 - Tekstslide

Vraag 8 
“Inmiddels zijn er drie vestigingen van Studiemeesters.” (r. 161-163)

Wat suggereert deze uitspraak met betrekking tot het onderwerp van tekst 1?

Slide 34 - Tekstslide

Vraag 8 - 1 pt
De uitspraak suggereert dat er steeds meer studenten zijn die een beroep doen op hulp bij studieontwijkend gedrag / hulp bij het vermijden van uitstelgedrag.

 Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 35 - Tekstslide

Vraag 9
Siljee constateert dat studenten verschillende redenen hebben om te
soggen.

Noem drie van die redenen. 

Slide 36 - Tekstslide

Vraag 9 - 2 punten
drie van de volgende:

~ aangeleerd (uitstel)gedrag (want een korte eindsprint leverde altijd een voldoende op)
~ jezelf te hoog inschatten / denken dat je het wel redt in de tijd
~ jezelf te laag inschatten / faalangst
~ (allesoverheersende) twijfel (over je keuzes)


 Beoordeel de spelling. 

Slide 37 - Tekstslide

Vraag 9 - 2 pt
drie antwoorden goed: 2 pt
twee antwoorden goed: 1 pt
een of geen antwoorden goed: 0 pt
 
Beoordeel de spelling. 

Slide 38 - Tekstslide

Vraag 10 
Het onderwerp procrastinatie wordt in tekst 1 regelmatig omschreven als iets waaraan men kan “lijden” (regel 70).

Citeer vier andere woorden of woordgroepen uit de alinea’s 2 tot en met 6 waaruit dit blijkt.

Slide 39 - Tekstslide

Vraag 10 - 2 punten
~ nog nooit iemand gelukkig geworden (regels 16-17)
~ gaat eronder gebukt (regels 24-25)
~ (ernstig) last (regels 31, 54)
~ Een kleine troost (regel 45) / Nog een troost (regel 61)
~ geblokkeerd (regel 65)
~ donkere schaduw (over je dagen) (regels 68-69)
~ destructieve menselijke eigenschap (regels 72-73)
~ uit de pas (regel 87) 

Slide 40 - Tekstslide

Vraag 10 - 2 punten

vier antwoorden goed: 2 punten
drie antwoorden goed: 1 punt
minder dan drie antwoorden goed: 0 punten
 
Beoordeel de spelling. 

Slide 41 - Tekstslide

Vraag 11
“heeft de wetenschap slecht nieuws.” (regel 210)

Leg uit wat dat slechte nieuws inhoudt. 

Slide 42 - Tekstslide

Vraag 11 - 1 punt
Er is geen enkel bewijs / Het is niet waar dat je creatiever/productiever wordt door uitstellen. / dat de uitstelperiode als incubatietijd zou fungeren zodat creatieve ideeën tot rijping kunnen komen.

 Maximumlengte van het antwoord: 25 woorden.
 Beoordeel de spelling en grammatica. 

Slide 43 - Tekstslide

Vraag 12
In alinea 15 worden drie adviezen gegeven om procrastinatie af te leren.

Welke drie adviezen zijn dat? 

Slide 44 - Tekstslide

Vraag 12 - 2 pt
~ Zorg voor een prikkelarme omgeving.
~ Maak een streng onderscheid tussen je werk- en ontspanplek.
~ Bouw routines op.

Slide 45 - Tekstslide

Vraag 12 - 2 punten
drie antwoorden goed: 2 punten
twee antwoorden goed: 1 punt
minder dan twee antwoorden goed: 0 punten

 Beoordeel de spelling en grammatica. 

Slide 46 - Tekstslide

Vraag 13
“Het kan ook niet anders, meent Steel.” (regels 250-251)
Leg in eigen woorden uit waarom het volgens Steel niet anders kan dan dat irrationeel uitstelgedrag toeneemt in onze huidige samenleving. 

Slide 47 - Tekstslide

Vraag 13
Er is steeds meer afleiding / Er zijn steeds meer verleidingen (in onze omgeving).

 Maximumlengte van het antwoord: 15 woorden.
 Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 48 - Tekstslide

Vraag 14
1 “Welk onderzoek je er ook op naslaat, vrijwel alle studenten doen aan irrationeel uitstelgedrag."
2 “Elke student kent dan ook de vakterm: procrastinatie.” 
3 “Dé expert op dit terrein, de Canadese hoogleraar Piers Steel van de Haskayne School of Business van de University van Calgary, gooit het op ons brein.” (regels 73-77)
4 “Omdat de prefrontale kwabben veel tijd nodig hebben om te rijpen, zijn jongeren impulsiever en minder goed in langetermijnplanning.” (regels 107-110)
5 “Met elk punt hoger op de uitstelschaal van Nijstad, duikelt het gemiddelde tentamencijfer met 0,76 punt.” (regels 126-128)
6 “Want iemand die studietaken verslonst, kan reuze gedisciplineerd zijn als het om sport gaat.” 
7 “Het goede nieuws is dat procrastinatie – al is het nog zo menselijk – af te leren is.” 

Slide 49 - Tekstslide

Vraag 14 
Welke drie van de uitspraken zijn zo belangrijk dat ze zeker
in een samenvatting van tekst 1 opgenomen moeten worden? 

Slide 50 - Tekstslide

Vraag 14 - 2 punten
1 “Welk onderzoek je er ook op naslaat, vrijwel alle studenten doen aan irrationeel uitstelgedrag."
2 “Elke student kent dan ook de vakterm: procrastinatie.” 
3 “Dé expert op dit terrein, de Canadese hoogleraar Piers Steel van de Haskayne School of Business van de University van Calgary, gooit het op ons brein.” (regels 73-77)
4 “Omdat de prefrontale kwabben veel tijd nodig hebben om te rijpen, zijn jongeren impulsiever en minder goed in langetermijnplanning.” (regels 107-110)
5 “Met elk punt hoger op de uitstelschaal van Nijstad, duikelt het gemiddelde tentamencijfer met 0,76 punt.” (regels 126-128)
6 “Want iemand die studietaken verslonst, kan reuze gedisciplineerd zijn als het om sport gaat.” 
7 “Het goede nieuws is dat procrastinatie – al is het nog zo menselijk – af te leren is.” 

Slide 51 - Tekstslide

Vraag 14 - 2 punten
1, 4, 7

drie antwoorden goed: 2 punten
twee antwoorden goed: 1 punt
minder dan twee antwoorden goed: 0 punten 

Slide 52 - Tekstslide

15. Welke van de uitspraken geeft de hoofdgedachte van tekst 1 het best weer?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 53 - Quizvraag

Vraag 15 - 2 pt

B. Irrationeel uitstelgedrag is een verklaarbaar, menselijk verschijnsel, dat toeneemt in onze samenleving. 

Slide 54 - Tekstslide