4.2 De macht van koningen

4.2 De macht van koningen
deel 1
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.2 De macht van koningen
deel 1

Slide 1 - Tekstslide

1. Herhaling
2. Leervragen 4.2 (deel 1)
3. Uitleg
4. Werktijd
5. Afsluiting
Planning

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoe heet het tijdvak waarin de steden gingen groeien?

Slide 4 - Open vraag

Boeren hadden een betere ploeg uitgevonden, waarmee ze grond konden bewerken.

De mest werd beter verdeeld en de grond vruchtbaarder.

Ouders konden nu kiezen om meer kinderen te nemen. Er was voedsel genoeg.

Daardoor verdubbelde de bevolking.

De oogst van boeren was groter. Zo kwam er meer voedsel voor mensen.

Slide 5 - Sleepvraag

Welke grote verandering vond er plaats rond het jaar 1000?
A
Boeren gingen rondtrekken op zoek naar grond.
B
Er gingen veel mensen in Europa dood door ziektes.
C
Op het platteland nam de bevolkingsdichtheid toe.
D
Rondom de markt kwamen steeds meer mensen wonen.

Slide 6 - Quizvraag

Een schout is...
A
een burgemeester
B
een edelman
C
een burger
D
een inwoner van een stad

Slide 7 - Quizvraag

Leervragen
uitleggen hoe koningen meer macht kregen door belastingen.
Aan het einde van de les kan je......
uitleggen wat staatsvorming is.
uitleggen wat centralisatie is. 
waarom de Staten-Generaal zo belangrijk voor de burgers was. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Afsluiting

Slide 18 - Tekstslide

Als burgers hun mening mogen geven, krijgen ze
A
inspraak
B
rechten

Slide 19 - Quizvraag

De koning ging vergaderingen organiseren met de adel, de geestelijkheid en de
A
boeren
B
burgers

Slide 20 - Quizvraag

De adel betaalde belasting aan de koning.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

De koning kreeg veel macht door het geld van de steden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Wat veranderde rond het jaar 1300 als je kijkt naar de macht in een land?
A
De geestelijken verloren de macht in de kerk.
B
Koningen huurden eigen ridders en kregen daardoor meer macht.
C
Ridders kregen meer te zeggen en werden machtiger.
D
Steeds meer edelen namen de macht over van de koning.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is centralisatie?
A
Als een land steeds meer als een eenheid wordt bestuurd.
B
Als een land vanuit een centrale plek wordt bestuurd.
C
Als de koning steeds minder zijn paleis uit wil gaan.
D
Als de koning alle macht heeft.

Slide 24 - Quizvraag

STAP 1
STAP 2
KLAAR ?
Aan de slag
Maken:
  • BK: bladzijde 127-128-129
  • KGT: bladzijde 140-141-142

Hoe?
  • In tweetallen of alleen
  • Zachtjes overleggen
  • Vraag? Steek je vinger op
Maken: 
  • BK: bladzijde 133
  • KGT: bladzijde 146-147

Hoe?
  • In tweetallen of alleen
  • Zachtjes overleggen
  • Vraag? Steek je vinger op
Goed zo! 
Laat je boek door de docent controleren. 

Slide 25 - Tekstslide

4.2 De macht van koningen
deel 2

Slide 26 - Tekstslide

.1. Herhaling
2. Leervragen 4.2 (deel 2)
3. Uitleg
4. Werktijd
5. Afsluiting
Planning

Slide 27 - Tekstslide

Als burgers hun mening mogen geven, krijgen ze
A
inspraak
B
rechten

Slide 28 - Quizvraag

De koning ging vergaderingen organiseren met de adel, de geestelijkheid en de
A
boeren
B
burgers

Slide 29 - Quizvraag

Wat veranderde rond het jaar 1300 als je kijkt naar de macht in een land?
A
De geestelijken verloren de macht in de kerk.
B
Koningen huurden eigen ridders en kregen daardoor meer macht.
C
Ridders kregen meer te zeggen en werden machtiger.
D
Steeds meer edelen namen de macht over van de koning.

Slide 30 - Quizvraag

Wat is centralisatie?
A
Als een land steeds meer als een eenheid wordt bestuurd.
B
Als een land vanuit een centrale plek wordt bestuurd.
C
Als de koning die steeds minder zijn paleis uit wil gaan.
D
Als de koning die alle macht heeft.

Slide 31 - Quizvraag

Leervragen
uitleggen hoe machtig de kerk was in de samenleving
Aan het einde van de les kan je......
uitleggen wat kruistochten zijn. 
Uitleggen waarom kruistochten plaatsvonden

Slide 32 - Tekstslide

De machtige kerk
  • Naast de koning had de kerk veel macht.
  • Christenen geloofden in een hiernamaals.
  • Als je goed leefde kwam je in de hemel.
  • Als je slecht leefde kwam je in de hel.

Wanneer was je een goede christen?
  1. Bidden
  2. Geld geven aan de kerk

  • Niet-christenen werden vaak gestraft.





De hel
Jeroen Bosch schilderde de hel zoals mensen zich dat in de middeleeuwen voorstelden. De hel was een plaats waar mensen veel pijn moesten lijden. De hitte van het vuur was er ondragelijk. De angst om voor eeuwig te moeten branden was voor veel mensen een reden om goed te leven.
Jeroen Bosch
De schilder Jeroen Bosch leefde en schilderde rond 1500. Hij woonde in Den Bosch, vandaar zijn achternaam. Er is weinig over zijn leven bekend. Hij schilderde vaak monsterachtige personen en liet zien dat de belangrijke mensen in de kerk meer hielden van geld en rijkdom dan van hun geloof.

Duivels
Jeroen Bosch schilderde vaak duivelachtige wezens. Deze duivels martelden de mensen in de hel op de meest verschrikkelijke manieren. Zo waarschuwde Bosch de mensen dat ze op een christelijke manier moesten leven. Na de dood zou God beslissen of iemand naar de hel of naar de hemel ging. 
Zonden
Deze man had in zijn leven volgens Bosch veel zonden begaan, hij was een zondaar. Je was een zondaar als je niet leefde volgens de Bijbel. Men geloofde dat een zondaar in de hel terechtkwam. Daar kreeg een zondaar voor eeuwig straf. Je kreeg als mens dus maar één kans.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Kruistochten
  • Jeruzalem is voor christenen en moslims een belangrijke stad.
  • Gewapende christenen gingen op reis om  de stad te veroveren op de moslims. 
  • kruistochten
  • Aan de kruisvaarders werd de hemel beloofd.
  • Tussen 1000 en 1300 waren er meerdere tochten.
  • Het lukte de moslims de kruisvaarders te verdrijven.




Kruisvaarders bij Jeruzalem, 1099

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Als je niet helpt, beland je in de hel. 

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Afsluiting

Slide 42 - Tekstslide

1 In 1095 riep de Paus ____________________ op om gewapend naar Jeruzalem te trekken om de __________________________ te verdrijven.
2 De paus beloofde iedereen die meehielp een plek in de _______________ 
3 Deze tochten van gewapende mensen worden ____________________________________ genoemd.
4 Uiteindelijk wisten de ____________________ de strijd te winnen.

Azië
christenen
de Arabische wereld
Europa
hel
hemel
kruistochten
moslims
moslims

Slide 43 - Sleepvraag

Hoe kon je een goed leven leiden volgens de kerk?

Slide 44 - Open vraag

Wat weten we nog van kruistochten?

Slide 45 - Woordweb

Waarom werden
Kruistochten georganiseerd?
A
Om het geloof te verspreiden.
B
Om Rome te bevrijden.
C
Om te vechten.
D
Om Jeruzalem te bevrijden.

Slide 46 - Quizvraag

STAP 1
STAP 2
KLAAR ?
Aan de slag
Maken:
  • BK: bladzijde 130-131-132
  • KGT: bladzijde 143-144-145

Hoe?
  • In tweetallen of alleen
  • Zachtjes overleggen
  • Vraag? Steek je vinger op
Maken: 
  • BK: bladzijde 133
  • KGT: bladzijde 146-147

Hoe?
  • In tweetallen of alleen
  • Zachtjes overleggen
  • Vraag? Steek je vinger op
Goed zo! 
Laat je boek door de docent controleren. 

Slide 47 - Tekstslide